Via Vervolg T3 - Zelftest (voorbereiding toets)

Via Vervolg


Thema 3 - Quiz

Voorbereiding op de toets.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Via Vervolg


Thema 3 - Quiz

Voorbereiding op de toets.

Slide 1 - Tekstslide

Onderdeel 1

Belangrijke woorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is
' de fauna' ?

Slide 3 - Open vraag

Wat is
' het ecoduct'

Slide 4 - Open vraag

Wat is
' het zoogdier' ?

Slide 5 - Open vraag

In de lente ...... wij de vlinderstruik, zodat er in de zomer weer nieuwe jonge takken kunnen groeien.
A
kweken
B
verwaarlozen
C
fokken
D
snoeien

Slide 6 - Quizvraag

De tijger is een ...... dier en komt alleen voor in Azië.
A
plantaardig
B
zeldzaam
C
exotisch

Slide 7 - Quizvraag

Omdat wij in de stad wonen, vinden wij het heerlijk om af en toe wandelingen in de ..... te maken.
A
leefgebied
B
begroeiing
C
natuur
D
dierenasiel

Slide 8 - Quizvraag

Onderdeel 2 - spelling en grammatica
Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordsvorm

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?
In de tuin groeit veel onkruid.

Slide 10 - Open vraag

Schrijf het onderwerp en de persoonsvorm op:

Laika was een Russisch hondje.

Slide 11 - Open vraag

Het werkwoordelijke gezegde: goed of fout?

Ik ga een opleiding volgen aan het Groene Hart College.
A
ga volgen
B
ga opleiding volgen

Slide 12 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde goed of fout?

Met een goede zaag hebben wij de berk omgezaagd.
A
hebben
B
hebben omgezaagd

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op.

Ik maak in de herfst graag een strandwandeling.

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn de juiste werkwoordsvormen:

Snoeien
A
Ik snoei - Ik snoeide- Ik heb gesnoeit
B
Ik snoei - Ik snoeide- Ik heb gesnoeid
C
Ik snoei - Ik snoeite - Ik heb gesnoeit
D
Ik snoei - ik snaai - Ik heb gesnaaid.

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn de juiste werkwoordsvormen:

Knippen
A
Ik knip - Ik knipte - Ik heb geknipt
B
Ik knip - Ik knipde - Ik heb geknipd.
C
Ik knip - Ik knap - Ik ben knap.
D
Ik knip - Ik kniep - Ik heb gekniept.

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd op van het werkwoord:
verzorgen. (begin telkens met Ik ....)

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd op van het werkwoord:
zagen. (begin telkens met Ik ....)

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd op van het werkwoord:
blaffen. (begin telkens met Ik ....)

Slide 19 - Open vraag

Onderdeel 3 - lezen
Hoofdonderwerp
Deelonderwerp
Hoofdgedachte

Slide 20 - Tekstslide

De titel van een tekst geeft vaak een hoofdonderwerp van de tekst aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Een deelonderwerp van een tekst heeft niet per se met het hoofdonderwerp te maken.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste boodschap van de tekst
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Onderdeel 4 - schrijven
Formele taal
Informele taal
Vaste indeling van een brief

Slide 24 - Tekstslide

Sms aan een vriendin.
A
formeel
B
informeel

Slide 25 - Quizvraag

Mail aan een nieuwe docent.
A
formeel
B
informeel

Slide 26 - Quizvraag

Een sollicitatiebrief.
A
formeel
B
informeel

Slide 27 - Quizvraag

Een klachtenbrief aan de supermarkt.
A
formeel
B
informeel

Slide 28 - Quizvraag

Voor het schrijven van een formele brief bestaat een vast indeling. Uit welke 7 onderdelen bestaat deze vaste indeling?

Slide 29 - Open vraag

Onderdeel 5 - gesprekken voeren, spreken en luisteren

Vaste onderdelen van een presentatie
Een feit of een mening
Een presentatie geven

Slide 30 - Tekstslide

Welke 3 vaste onderdelen heeft een presentatie?

Slide 31 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een mening.

Slide 32 - Open vraag

Welke dingen zijn belangrijk om tijdens een presentatie op te letten?
A
Spreek duidelijk en verstaanbaar
B
Maak korte zinnen
C
Maak contact met je publiek
D
Spreek rustig

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide