Nederlands les 4

• Nederlands
• HBO
• Studiejaar 1

Welkom bij Nederlands

Vorige week, les 3

1. beknopte bijzin

2.meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp

3.hun en hen

4.samentrekking

Hij geeft de straf aan ........

1. hen
2. hun

De dader zit in de zaal met de slachtoffers.
Hij ziet....... niet.

1. hen
2. hun

Heb je ........ wel je verhaal verteld?

1. hen
2. hun

Lopend naar de bus, las hij het vonnis.

1. goed
2. fout

Aangekomen in de zaal, werd het vonnis gelezen.

1. goed
2. fout

In voor- en tegenspoed belooft hij haar trouw.

1. Het streepje staat goed.
2. Het streepje staat fout.

Ik geef hun de beloning.

1. hun is lijdend voorwerp.
2. hun is meewerkend voorwerp.

De rechter veroordeelde hem en werd veroordeeld tot drie maanden.

1. goed
2. fout

Ga bij jezelf te rade

Beheers je de stof van vorige week?

Zo niet: wat ga je eraan doen?

Les 4 onderwerpen

4.1 Wanneer afkortingen met hoofdletter/kleine letter?

4.2 Apostrof of streepje

4.3 Wanneer -n tussen twee woorden

4.4 Wanneer s/ss tussen twee woorden?

4.5 Wanneer trema?

4.6 Engelse ziekte: Wanneer woorden wel/niet aan elkaar?

4.7 Wanneer hij/zij/het bij verwijzingen?

TREMA
Leg uit waarom het volgende woord zo geschreven wordt:
gecreëerd

Wat is het langste trefwoord in de Dikke Van Dale?

1. hottentottententententoonstelling
2. meervoudigepersoonlijkheidsstoornis
3. vrachtwagenautobandventieltjespomp

1. Zijn de hoofdletters correct toegepast?

In de middeleeuwen ging de Mariakerk aan de Paddenweg op Koningsdag in vlammen op.

1. ja
2. nee

2. Hoe spel je de volgende woorden correct?
1. stage.evaluatie
2. hbo.tentamen

3. Tussen-n:
Hoe spel je onderstaand woord correct. Leg uit!
akte.bespreking

Maak een correcte samenstelling van de volgende woorden:

rijst pap

3. Hoe schrijf je de volgende samenstellingen correct?
lil.wayne.rap
polo.overhemd

5. Trema:
opticien

1. ja
2. nee

5. Trema?
industriele

1. Ja
2. Nee

6. inbewaring stelling

1. goed
2. fout

6. politieverordening

1. goed
2. fout

Trema, tussen-n-, streepje, hoofdletter en kleine letter

😒🙁😐🙂😃

7. Kies de juiste verwijzing:

Het college heeft ... leden bijeengeroepen.

1. haar
2. zijn

Wanneer is een -de-woord vrouwelijk?

het eindigt op:

-e

-heid

-ing-

-nis

7. Verwijzing van de- en het-

Het-woorden (onzijdig) : het- het-zijn

De-woorden (mannelijk): hij-hem-zijn

De-woorden (vrouwelijk): zij-haar-haar

7. De regering geeft .... leden de opdracht het uit te zoeken.

1. haar
2. zijn

7. De raad geeft ... leden advies.

1. haar
2. zijn

Het huis is niet meer bewoonbaar. Zijn dakpannen zijn eraf gewaaid.

1. -zijn- is goed
2. -zijn- is niet goed. Het moet zijn: -haar-

Wat ging er mis in het filmpje?

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Ik vond de les

1. saai
2. inspirerend
3. slecht
4. prima

Het zit er op...

Bedankt allemaal