Evolution

Evolution
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Evolution

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
Maak op je wisbordje!!

Een mannetjes konijn met blauwe ogen kruist met een heterozygoot konijn met bruine ogen. 

Maak het Kruisingsschema. Gebruik de letter A en a 
ALLE STAPPEN ZIJN TE ZIEN! 
Trek de conclusies.

Slide 2 - Tekstslide

evolutie

Slide 3 - Tekstslide

Evolutietheorie
De miljoenen levende soorten organismen op aarde zien er allemaal verschillend uit. 

Biologen vinden dat de organismen op aarde in de loop van miljoenen jaren zijn ontstaan en zijn veranderd. 

Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde.
Tijdens de evolutie ontstaan, veranderen en/of verdwijnen soorten.

Slide 4 - Tekstslide

De evolutietheorie
De evolutietheorie is vanaf de 18e eeuw ontwikkeld door Charles Darwin. 
De theorie is niet te bewijzen. Er zijn wel veel feiten de de theorie ondersteunen. 
De feiten zijn de argumenten voor de evolutietheorie. 


De evolutietheorie gaat uit van:

- variatie in genotypen : Mutaties en geslachtelijke voortplanting
- natuurlijke selectie (overlevingskans en kans op nakomelingen)
- het ontstaan van nieuwe soorten (isolatie en geen vruchtbare nakomelingen)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een argument voor de evolutietheorie?
A
Mensen lijken op apen
B
Fossielen
C
Veel dezelfde vormen in de groei vanaf de bevruchting
D
Meneer Darwin was erbij toen evolutie plaats vond

Slide 6 - Quizvraag

Verandering in genotypen
Verandering in genotypen kan op 2 manieren plaatsvinden.

- Geslachtelijke voortplanting
- Mutaties 

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan natuurlijke selectie 
1. Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (kijk naar mens).
2. Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
3. Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
4. Na vele jaren zie je (bij ongeveer gelijkblijvende omstandigheden) deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen).

Slide 8 - Tekstslide

2 x let op bij dit stappenplan
1. Omgeving kan veranderen. Je bent (survival of the fittest) niet de beste, maar de beste in deze omstandigheden.

2.  Individu kan zijn genotype niet aanpassen, aanpassing gebeurt door generaties heen door het proces natuurlijke selectie.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Natuurlijke selectie
A
individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een grotere overlevingskans en een grotere kans op nakomelingen
B
Twee soorten worden raken eerst geisoleerd van elkaar en komen daarna weer samen.
C
Natuurlijke selectie vindt plaats in dierentuinen

Slide 11 - Quizvraag

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting

Slide 12 - Quizvraag

Evolutie
A
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 13 - Quizvraag

Evolutietheorie
A
De theorie die uitgaat van dezelfde genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 14 - Quizvraag

Bij een diersoort komen veel variaties in genotypen voor. Wat is waar?
A
Dat soort heeft een grotere overlevingskans
B
Dit is een probleem bij verandering in de milieuomstandigheden

Slide 15 - Quizvraag

Als bij een soort veel verschillende genotypen voorkomen, heeft deze soort een ... (vul in) ... overlevingskans.
A
kleinere
B
grotere

Slide 16 - Quizvraag

Welk dier heeft een grotere kans op veel nakomelingen?
A
Het dier met een gunstig (beter) genotype
B
Het dier met een gunstig (beter) fenotype
C
Dat maak niet uit

Slide 17 - Quizvraag

Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Waarbij behoren organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen?
A
dezelfde soort
B
dezelfde stam
C
alleen hetzelfde ras
D
Hetzelfde rijk

Slide 19 - Quizvraag

Het ontstaan van nieuwe soorten
Een soort heeft meer overlevingskansen als er veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. Als er bijvoorbeeld verandering van het klimaat is (de milieuomstandigheden veranderen), is de kans dan groot dat een paar organismen van die soort het overleven. Zij zijn het meest aangepast aan het nieuwe klimaat en zullen het overleven en zich voort kunnen planten. De organismen van de oorspronkelijke vorm overleven het niet en sterven uit. De soort is dan veranderd, de nieuwe organismen hebben een nieuwe afwijkende vorm.

De oude vorm en de nieuwe vorm kunnen ook naast elkaar blijven bestaan. Als die organismen zich onderling kunnen voortpanten en vruchtbare nakomelingen voortbrengen, behoren ze tot hetzelfde soort. Er kunnen verschillende vormen van één soort ontstaan.  
een soort
Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen
1
een ras
Verschillende vormen van één soort:
Hondenras: herdershond, Deense dog, Chiwawa
2

Slide 20 - Tekstslide

Isolatie
Als verschillende vormen van een soort van elkaar gescheiden raken noem je dat isolatie. Dit kan bijvoorbeeld komen door een rivier, een zee, ijs, bergen of een woestijn. 

De vormen zullen dat steeds meer van elkaar verschillen omdat ze zich gedurende lange tijd aanpassen aan de omgeving.

Zo ontstaan er twee verschillende soorten. Deze kunnen geen vruchtbare nakomelingen voortbrengen.                (zie filmpje over beren)

Slide 21 - Tekstslide

Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden

Slide 22 - Quizvraag

        Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen 
van organismen of afdrukken van organismen in gesteente.

Door de fossielen die gevonden zijn, blijkt dat in miljoenen 
jaren (evolutie) soorten zijn ontstaan, veranderd en/of verdwenen zijn.

De fossielen zijn een argument voor de evolutietheorie, 
ze laten zien dat de evolutietheorie waar kan zijn.
Levende fossiel
'Levende fossielen'  zijn dieren die al heel vroeger leefden en nu nog steeds (Bijv. de Naulitus, een zeedier).

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Overeenkomsten in embryonale ontwikkeling en DNA
Darwin zegt dat elk organisme uitdezelfde voorouder is ontstaan. 
Het genotype is alleen aangepast door de jaren heen (zo ook dus het fenotype).


Bij verschillende dieren kunnen we bij de ontwikkeling vanaf de bevruchting in de groei veel dezelfde vormen zien. Dit wordt als argument aangevoerd voor de evolutietheorie. 

Slide 25 - Tekstslide

Overeenkomsten in bouw

Slide 26 - Tekstslide

Rudimentaire organen

Slide 27 - Tekstslide

Kun je een rudimentair orgaan bij de mens noemen

Slide 28 - Open vraag

rudimentaire organen bij de mens

Slide 29 - Tekstslide