H2C Praktische info voor de toets + samenvatting alle theorie

Hoe bereid je je voor op de toets lezen?
  • Leer de theorie van Lezen 1-3 uit je boek.
  • Leer het document (ELO of boek) met tekstverbanden en signaalwoorden
  • Op de toets moet je deze theorie kunnen toepassen. Dus maak oefenteksten!
  • Maak de oefentoetsen op ItsLearning.
  • Bekijk de nagekeken opdrachten en kijk wat je fout had gedaan.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe bereid je je voor op de toets lezen?
  • Leer de theorie van Lezen 1-3 uit je boek.
  • Leer het document (ELO of boek) met tekstverbanden en signaalwoorden
  • Op de toets moet je deze theorie kunnen toepassen. Dus maak oefenteksten!
  • Maak de oefentoetsen op ItsLearning.
  • Bekijk de nagekeken opdrachten en kijk wat je fout had gedaan.

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Lezen H1: Hoofd- en bijzaken, kernzinnen en samenvatten

Slide 2 - Tekstslide

Samenvatting Lezen H 1
  • hoofdzaken: belangrijkste informatie in de tekst, rest zijn bijzaken (voorbeelden)
  • kernzin: belangrijkste zin van de alinea. Vaak aan het begin (1e of 2e zin) of einde van de alinea.
  • inleiding: maakt onderwerp van de tekst duidelijk  (soms een alinea, soms meerdere) Middenstuk begint met meer inhoudelijk informatie (uitleg)  te geven
  • hoofdgedachte van de tekst: in 1 zin wat het belangrijkste is, staat soms letterlijk in de tekst.(begin of eind)

Slide 3 - Tekstslide

Hoofd - en bijzaken
hoofdzaken
bijzaken
- belangrijk
- inleiding en slot
- kernzin (vaak 1e zin alinea of laatste)
- belangrijk voor maken samenvatting
- minder belangrijk
- voorbeelden, getallen

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg - kernzin 
  • In de eerste of laatste zin van een alinea staat vaak de belangrijkste informatie            kernzin.
  • De andere zinnen geven meestal een uitleg/voorbeelden bij de kernzin.
  • In elke alinea van het middenstuk staat een kernzin.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je een samenvatting?
  • Noteer alleen de hoofdzaken 
  • Kijk naar kernzinnen
  • maak je samenvatting niet te lang!

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden klas 1 + 2 (t/m H3)
  1. opsommend verband: ten eerste, ook, bovendien
  2.  toelichtend verband: bijvoorbeeld, zo, als, zoals
  3.  tegenstellend verband: maar, toch, echter
  4. chronologisch verband: vroeger, later, nu, daarna, nadat
  5. redengevend verband: omdat, want, daarom
  6. oorzakelijk verband: doordat, daardoor, het gevolg is
  7. concluderend verband: dus, kortom, al met al
  8. vergelijkend verband: net als, evenals, groter dan
  9. samenvattend verband: kortom, samengevat, al met al
  10. doel-middel verband: opdat, om te, door middel van, met behulp van

Slide 8 - Tekstslide

Lezen H 2
  • concluderend verband (bevat conclusie) Signaalwoorden: dus, daarom, dat houdt in, concluderend..
  • redengevend verband (waarom) Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, ...
  • oorzakelijk verband: waardoor iets gebeurt buiten iemands wil.  (niet verwarren met redengevend verband) Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door.... 

Slide 9 - Tekstslide

Lezen H 3
  • doel-middelverband: welk middel wordt gebruikt om een doel te bereiken. Signaalwoorden: opdat, zodat, door middel van, met behulp van...
  • vergelijkend verband: verschil of overeenkomst. Signaalwoorden: net als, evenals, zoals, vergrotende trap..
  • samenvattend verband: verkorte weergaven van informatie uit de tekst (soms slot) Signaalwoorden: kortom, samengevat, al met al... 

Slide 10 - Tekstslide

Tijdens de toets lezen 
  • Voordat je de tekst gaat lezen, bekijk je hem eerst = oriënterend lezen, let op de bron, dan weet je al doel + doelgroep.
  • Tijdens het lezen van de tekst is het slim om signaalwoorden te arceren (je mag dus op de tekst schrijven)
  •  Als er gevraagd wordt naar de kernzin, citeer je deze = noteer eerste twee woorden en laatste woord van de zin. (Ik vind......zo.)
  • Antwoord in volledige zinnen en let op je spelling! Per spelfout wordt er 0,1 punt van je cijfer afgetrokken.

Slide 11 - Tekstslide