AFP 3.3 BBL laatste les herhalen met casuïstiek

Anatomie, Fysiologie en Pathologie


BBL 3.3 laatste les
herhalen a.d.h.v. casuïstiek 


1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Anatomie, Fysiologie en Pathologie


BBL 3.3 laatste les
herhalen a.d.h.v. casuïstiek 


Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Casuïstiek uit medische kennis op volgorde van de hoofdstukken in medische kennis. 

Slide 2 - Tekstslide

Casus 1: 
Mevrouw C., 87 jaar, is vitaal en gezond. De enige bijzonderheid is dat zij plastabletten gebruikt i.v.m een hoge bloeddruk. Op een dag komt zij overeind uit de stoel om naar het toilet te gaan. Zij verliest haar evenwicht en valt op de grond. Zij kan niet opstaan en heeft erg veel pijn. Haar rechterheup blijkt gebroken en ziekenhuisopname is noodzakelijk. Helaas overleeft zij de ziekenhuisopname niet; ze overlijdt als gevolg van een ernstige pneumonie.

Slide 3 - Tekstslide

Waardoor is mw C. waarschijnlijk duizelig geworden?
A
tekort aan kalium en natrium in het lichaam
B
orthostatische hypotensie
C
orthostatische hypertensie
D
bradycardie

Slide 4 - Quizvraag

Welke van onderstaande medicijnen is een diureticum
A
enalapril
B
hydrochloorthiazide
C
digoxine
D
metoprolol

Slide 5 - Quizvraag

Mw C. had een pneumonie wat is géén symptoom van pneumonie?
A
sputum ophoesten
B
dyspnoe
C
a-symetrische ademhaling
D
koorts

Slide 6 - Quizvraag

Casus 2: 
Meneer I., 58 jaar, is bekend met angina pectoris. Op een dag belt hij naar de praktijk in verband met pijn op de borst, uitstralend naar de kaak. De klachten verdwijnen niet met medicatie. Hij zweet nogal en moet overgeven. De doktersassistente aarzelt niet en belt zowel 112 als de huisarts.

Slide 7 - Tekstslide

1: angina pectoris ontstaat door zuurstof tekort in de hersenen
2. angina pectoris wordt stabiel genoemd als de klachten binnen 15 min. over zijn
A
stelling 1 is juist
B
stelling 2 is juist
C
stelling 1 en 2 zijn beide juist
D
stelling 1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Welke medicatie gebruikt dhr I. mogelijk voor zijn angina pectoris?
A
nitraat
B
histamine
C
diureticum
D
adrenaline

Slide 9 - Quizvraag

angina pectoris
- nitraten: vaatverwijdende werking (bij aanval)
- bètablokker: onderhoudsbehandeling, verlagen hartslag en weerstand bloedvatenstelsel
- calciumantagonisten: zorgen ervoor dat het hart trager en minder krachtig samentrekt hierdoor is minder zuurstof nodig en worden vaten wijder

Slide 10 - Tekstslide

casus 3:
Mevrouw M., 58 jaar, gebruikt al jaren tabletten in verband met suikerziekte. Ze komt bij de diëtiste omdat zij pogingen doet om af te vallen. Dat lukt slechts gedeeltelijk. Om de drie maanden komt ze in het gezondheidscentrum voor diabetescontrole. Dan worden onder meer haar voeten heel goed onderzocht. De urine wordt telkens nagekeken op eiwit. Dat is voor de nieren. Ze houdt het boekje met bloedglucosewaarden goed bij. De laatste tijd gaat het best goed. De huisarts is tevreden. Ze wil het moeten spuiten van insuline als het enigszins kan vermijden.

Slide 11 - Tekstslide

Welk type DM heeft mw M. waarschijnlijk? waarom denk je dit?

Slide 12 - Woordweb

Organen die hormonen maken
Vervoert hormonen
Stoffen die berichten doorgeven aan organen
Een belangrijke hormoonklier
Hormoonklieren
Bloed
Hormonen
Hypofyse

Slide 13 - Sleepvraag

Tekst
Hypofyse
Schildklier
Bijnieren
eilandjes van langerhans
Eierstok
Teelbal
Groeihormoon
Verbrandingshormoon
Gulcose-huishouding
Oestogeen
Testosteron
Adrenaline en cortisol

Slide 14 - Sleepvraag

De buurvrouw van mw M. vertelde tegen haar dat zij zich de laatste tijd ook niet zo lekker voelt.
Ze is vermoeid, heeft een gespannen gevoel, diarree, gewichtsverlies, hartkloppingen, het lijkt wel of haar lichaam sneller wil dan zij. 

Slide 15 - Tekstslide

Welke aandoening heeft de buurvrouw van mw. M mogelijk?
A
Hyperthyreoïdie
B
Hypothyreoïdie

Slide 16 - Quizvraag

Casus 4:
Dennis, 8 jaar, is bekend met astma. Hij is heel allergisch voor huisstofmijt. Als hij rent, moet hij hoesten en piepen. Vóór de gymnastiekles neemt hij zijn ‘pufding’. Hij is daar zelf heel blij mee. Zonder zijn pufding kan hij immers niet meedoen.

Slide 17 - Tekstslide

Dennis is allergisch voor huisstofmijt,
wat is het verschil tussen een allergie en overgevoeligheid?

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Tekstslide

Welk medicijn zit waarschijnlijk in het 'pufding' van Dennis?
A
budesonide
B
cetirizine
C
salbutamol
D
codeïne

Slide 20 - Quizvraag

Dennis heeft een klein zusje van 1 jaar oud, zij heeft sinds kort vochtige ruwe plek in haar gezicht, de dokter zegt dat ze waarschijnlijk dauwworm heeft en dat ze erfelijk belast is. 

Slide 21 - Tekstslide

Welke twee aandoeningen horen naast astma bij het atopisch syndroom?

Slide 22 - Open vraag

Casus 5:
Jan, 12 jaar, komt vanochtend zijn bed niet uit. Hij heeft buikpijn. Zijn moeder vindt het maar vreemd. Hij heeft wel vaker buikpijn maar nu is het veel erger. Jan ligt stilletjes te kreunen. Een uur later lijkt de pijn nog veel heviger te zijn geworden. De huisarts komt met spoed op visite. Hij onderzoekt de buik. Volgens hem is er mogelijk een acute appendicitis. In het ziekenhuis wordt dat ook gedacht. Jan wordt met spoed geopereerd; de appendix wordt verwijderd.

Slide 23 - Tekstslide

Welk buikpijnpatroon herken je in de casus van Jan?
A
perforatiepijn
B
koliekpijn
C
ontstekingspijn

Slide 24 - Quizvraag

De vader van Jan , 46 jaar, heeft de laatste tijd iedere dag in meer of mindere mate een hevige pijn precies midden in de bovenbuik. De pijn treedt vooral ’s nachts op. Iets eten of het drinken van een glas warme melk geeft verlichting.  De huisarts besluit tot het laten uitvoeren van een gastroscopie. In het ziekenhuis blijkt dat meneer H. verschijnselen heeft van gastritis. Bovendien is een grote zweer zichtbaar.

Slide 25 - Tekstslide

Waar zal deze zweer waarschijnlijk zitten? (en waarom?)
A
in de maag
B
in het duodenum

Slide 26 - Quizvraag

Welke geneesmiddel zal de vader van Jan niet voorgeschreven krijgen?
A
omeprazol
B
pantoprazol
C
ranitidine
D
ibuprofen

Slide 27 - Quizvraag

Casus 6
Mevrouw G., 44 jaar, heeft veel pijn in de onderbuik, vooral tijdens en voor de menstruaties. De klachten zijn er eigenlijk al meer dan een jaar en worden meer en meer chronisch. Uiteindelijk bezoekt zij de huisarts. Bij het gynaecologisch onderzoek voelt de huisarts pijnlijke knobbels. Hij denkt aan endometriose. De diagnose wordt door de gynaecoloog bevestigd. Hormonale behandeling helpt goed. De klachten zijn sterk afgenomen

Slide 28 - Tekstslide

Wat is endomitrose?

Slide 29 - Open vraag

Mevrouw B., 36 jaar, is bekend met diabetes mellitus type II en heeft een zoontje van 6 maanden. Zij heeft de laatste weken vaak last van hevige jeuk in de vagina. Ook de afscheiding is toegenomen. Zij schaamt zich nogal en durft de huisarts niet te bellen. Uiteindelijk doet zij dat toch. Op het spreekuur vertelt zij haar verhaal. De huisarts doet gynaecologisch onderzoek en stelt vast dat sprake is van een Candida-infectie. Mevrouw B. krijgt vaginale tabletten voorgeschreven en is snel van haar klachten af.

Slide 30 - Tekstslide

Waarom heeft mw B een verhoogd risico op een Candida-infectie?
A
omdat zij al lang klachten heeft
B
omdat zij een jong kindje heeft (6 maand)
C
omdat zij DM heeft
D
omdat zij post-menopauzaal is

Slide 31 - Quizvraag

wat is de werking van de vaginale tabletten?
A
antimycoticum
B
antiviraal
C
antibacterieel

Slide 32 - Quizvraag

Casus 7
Meneer T., 59 jaar, heeft last van stijfheid en pijn in de heupen en de knieën. Hij voelt zich in toenemende mate een oude man. De huisarts besluit tot het laten maken van foto’s. Hieruit blijkt dat duidelijk sprake is van artrose. Meneer T. krijgt naast pijnstilling een verwijzing voor fysiotherapie.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is er aan de hand bij artrose?
A
slijtage van gewrichten
B
ontsteking van gewrichten
C
stijve spieren
D
neuropathie in de gewrichten

Slide 34 - Quizvraag

De zoon van meneer T, is aan het joggen in het park. Door een ongelukkige beweging klapt zijn linkerenkel naar binnen. Hij kan nog wel lopen maar de pijn wordt steeds erger. De voet zwelt op. Het lopen is moeilijk maar lukt nog wel. Samen met zijn vriendin rijdt hij naar de spoedeisende hulp. Uit de foto blijkt dat er niets gebroken is.

Slide 35 - Tekstslide

Zet onderstaand enkeltrauma op volgorde en begin bij de minst ernstige:
A
distorsie - ruptuur- contusie
B
contusie - distorsie- ruptuur
C
ruptuur - contusie- distorsie
D
contusie - ruptuur- distorsie

Slide 36 - Quizvraag

Bij een contusie zijn alleen de huid, het spier- en bindweefsel aangetast. De enkel is ‘gekneusd’. 
Als de enkelbanden sterk zijn uitgerekt en zijn beschadigd, wordt gesproken van een distorsie. In het Nederlands is dit een ‘verstuikte’ of ‘verzwikte’ enkel. 
Bij een enkelbandruptuur is een enkelband gescheurd.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Casus 8:
Meneer B., 72 jaar, is heel lang postbode geweest. De laatste tijd heeft hij zowel op zijn voorhoofd als op zijn neus een grijzig plekje. Het plekje op het voorhoofd is wat groter dan dat op de neus. In het midden zit er een soort putje in. Mevrouw B. vindt dat de plekjes langzaam groter worden. Meneer B. maakt zich geen zorgen. Zij geven soms wel wat irritatie maar zijn zeker niet pijnlijk. Op aandringen van zijn vrouw bezoekt hij toch het spreekuur van de huisarts. Deze vindt dat verder onderzoek nodig is. De uitslag is huidkanker. De schrik zit er dan goed in bij het echtpaar B. De huisarts heeft echter nadrukkelijk gezegd dat behandeling vrijwel zeker volledige genezing zal betekenen.

Slide 39 - Tekstslide

welke vorm van huidkanker herken je in dit verhaal
A
basalioom
B
melanoom

Slide 40 - Quizvraag

Casus 9
Meneer F., 70 jaar, heeft al een week pijnlijke blaasjes op de rug, rechts. De huisarts noemt het herpes zoster. Hij heeft iets gekregen om erop te smeren maar het helpt weinig. De pijn zorgt ervoor dat hij slecht slaapt

Slide 41 - Tekstslide

Wat is de nederlandse naam voor Herpes zoster
A
koortslip
B
waterpokken
C
gordelroos
D
acne

Slide 42 - Quizvraag

Voor wie kan herpes zoster gevaarlijk zijn?

Slide 43 - Open vraag

Casus 10
Saskia, 4 jaar, huilt ’s nachts van de pijn. Ze was de voorgaande dagen verkouden geweest maar nu maakt zij een zieke indruk en heeft ze koorts. ’s Ochtends belt moeder met de huisartspraktijk. Telefonisch wordt de diagnose otitis media acuta gesteld. Met de goede voorlichting en de adviezen weet moeder precies wat zij moet doen. Paracetamol geeft enige verlichting. Na enkele dagen gaat Saskia weer naar school.

Slide 44 - Tekstslide

Welke adviezen geeft de doktersassistent?

Slide 45 - Woordweb

Casus 11
Meneer B., 61 jaar, is kunstschilder. De laatste tijd kan hij vooral bij veel licht niet goed werken. Schilderen is eigenlijk niet mogelijk. In zijn vrije tijd draagt meneer B. een zonnebril. Uiteindelijk wendt hij zich met zijn probleem tot de huisarts. De visus blijkt bij de test tamelijk goed te zijn. Gezien het feit dat meneer B. in zijn werk ernstig wordt gehinderd, wordt hij toch verwezen naar de oogarts.  Korte tijd later wordt meneer B. poliklinisch geopereerd, eerst aan het ene oog, en twee weken later aan het andere. De klachten zijn daarna verdwenen en meneer B. is weer druk aan het werk

Slide 46 - Tekstslide

Dhr B. heeft waarschijnlijk cataract, hoe heet deze aandoening in het Nederlands?
A
Staar
B
bindvliesontsteking
C
verziendheid
D
verhoogde oogboldruk

Slide 47 - Quizvraag

Wat is er gedaan tijdens de operatie?

Slide 48 - Woordweb

casus 12
Mevrouw E., 28 jaar, heeft regelmatig een dag heftige bonzende hoofdpijn, vaak aan één kant, waarbij zij misselijk is, moet overgeven en geen licht kan verdragen. Tijdens een aanval kan ze niet werken. Het enige wat ze kan doen is op bed liggen en slapen. Na een dag is het meestal voorbij. De aanvallen treden gemiddeld één keer in de twee maanden op. Ze heeft van de neuroloog medicatie gekregen

Slide 49 - Tekstslide

Welk ziektebeeld herken je in deze casus?
A
cluster hoofdpijn
B
migraine
C
neuropathie

Slide 50 - Quizvraag

Welke symptomen kunnen nog meer optreden bij migraine?

Slide 51 - Woordweb

casus 13
Meneer C., 48 jaar, krijgt opeens hevige pijn in het achterhoofd. Hij gaat op bed liggen en moet braken. Een paar uur later raakt hij in de war. Hij kan zich niet goed bewegen. Zijn vrouw belt de huisarts. De man wordt met spoed naar het ziekenhuis gebracht. 

Slide 52 - Tekstslide

waarom is spoed geboden?

Slide 53 - Open vraag

FAST betekent:

Slide 54 - Woordweb