Unit 4.5 - grammar (future: to be going to, will and shall)

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WHAT ARE WE GOING TO DO TODAY?

- Weten we het nog? -  much/ many/ a lot of

- New grammar: future - to be going to

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals for today:
- You are able to use the grammar terms correctly
 - You can mention new words you've learned.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WETEN WE HET NOG?

Oefenzinnen met much/ many/ a lot of op de volgende slides


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

There aren't ________ tickets left for the Billie Eilish concert.
A
much
B
many

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I don't have ________ clothes at home.
A
much
B
many

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I don't have _______ water left.
A
much
B
many

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She is asking for ........ money.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

There is _______ people here.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

New grammar:
 the future - 'to be going to', 'will' & 'shall'

- Op de volgende slide krijg je uitleg over de volgende grammatica:  the future (to be going to, will & shall)

- Dit is een lastig stukje grammatica dus maak hierbij ook aantekeningen!



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


TO BE GOING TO

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je 'to be going to'?
going to - (op 2 manieren)
1.  bij plannen die al gemaakt waren voor het moment van spreken
bijv. I am going to visit Sam this afternoon
(dit stond al gepland voordat je deze zin uitsprak).

2. als er op het moment van spreken aanwijzingen zijn dat iets in de toekomst gaan gebeuren
bijv. Look at those dark clouds. It's going to rain. 
(de donkere wolken zijn een aanwijzing dat het in de toekomst gaat regenen)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je 'to be going to':
Bevestigende/gewone zinnen

Vorm:
I + am + going to + hele werkwoord
you/we/they + are + going to + hele werkwoord
he/she/it + is + going to + hele werkwoord

Bijv. I am going to visit my grandmother today.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type in something you are going to do in the future.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je 'to be going to':
vragen

am + I + going to + hele werkwoord?
 are you/we/they + going to + hele werkwoord?
 is + he/she/it +  going to + hele werkwoord?

Bijv. Am I going to visit my grandmother today?


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type in a question asking someone what they are going to do.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je 'to be going to':
ontkenningen

I + am not + going to + hele werkwoord
you/we/they + are not + going to + hele werkwoord
he/she/it + is not + going to + hele werkwoord

Bijv. I am not going to visit my grandmother today. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let's practice:
 
op de volgende slides komen oefen opdrachten over de uitleg van de vorige dias. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peter .... study History after his exams.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
will

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What are you doing next weekend?
I .... celebrate my birthday Saturday night.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
will

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oh no, look! My bus is late!
I ...... too late at the airport.
A
am being
B
will be
C
am going to be
D
shall be

Slide 21 - Quizvraag

Vanwege de vertraging van je bus heb je nu aanleiding om aan te nemen dat je te laat gaat komen.
Maybe I .... go home. Or maybe not. I don't know yet.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
will

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Levend memory

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Levend memory
Twee mensen gaan memory spelen, kom naar voren.
De rest van de klas:
Kiest een partner dat niet naast je zit
Jullie kiezen een woord met de vertaling
Een iemand onthoudt de Nederlandse woord en de ander de Engelse woord
Je gaat op de stoel staan
De twee mensen voor gokken wie welke woord heeft met de vertaling

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework


Lees pagina: 174-175
Study words on page: 174

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Will & Shall

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je 
Will - (op 2 manieren)
1. Als je een beslissing neemt op het moment van spreken
bijv. Do you think Sandra is at home? I think I will call her this afternoon. 

2. Bij een wens, belofte, aanbod of verzoek 
 bijv. He will not be on time, he is always late. OF Those boxes look heavy, I will help you carry them. 
(Zin 1: je voorsptelt dat hij niet optijd komt. Zin 2: je biedt aan om de dozen te dragen)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je
Shall

In vragen kun je will OF shall gebruiken:
- Shall gebruik je alleen met I en we. 

bijv.  Shall we go out or stay in?  - (je vraagt naar een mening)
Shall we go shopping this weekend?  - (je doet een voorstel)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will & Shall,
Hoe maak je die & wanneer gebruik je die?





-Gewone/bevestigende zin: Will + hele ww              
-ontkennende zin: will not (won't) + hele ww          
-vraagzin: will + ... + hele ww                                             
-vraagzin (alleen bij een aanbod of voorstel!) : shall + hele ww 
                                                                                                 
Regel
Voorbeeldzin
1. om te vertellen dat iets in de toekomst gaat gebeuren
1. It will be dark soon
2. Om aan te geven dat iets spontaan besloten wordt zonder dat het gepland is
2. I will help you in a minute. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My plane ___ (arrive) at 10pm tomorrow evening.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I ___ (not start) school tomorrow. I still have one week of vacation.
(helemaal uitschrijven!!)

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

___ they ___ (move) next week or the week after?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

___ I ___ (help) you with moving the boxes?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies