2H elektriciteit par 4

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Vermogen en energie

par 4

Het vermogen

Het vermogen van een apparaat geeft aan hoeveel energie het per seconde kan omzetten (in een andere vorm van energie)

Dit wordt gegeven in Watt

(of mW of kW)

Het vermogen

hangt af van twee dingen:

-de stroomsterkte

-de spanning

immers: stroomsterkte is het aantal elektronen, de spanning de hoeveelheid energie die ze bij zich hebben

Hoe reken je dat uit?

In woorden                                                                                      In formule

vermogen = spanning x stroomsterkte                             P = U x I

en ook

spanning = vermogen : stroomsterkte                              U = P : I

en 

stroomsterkte = vermogen : spanning                               I = P : U

1. 2400 W
2. 240 W
3. 24 W
4. 2,4 W

1. 460 A
2. 9 mA
3. 8,7 A
4. 115 A

de Stroomsterkte door een apparaat is 10 A, het vermogen is 4000 W
welke spanning gebruikt dit apparaat?

1. 230 V
2. 400 V
3. 24 V
4. 40.000 V

Ook geldt: 

Hoe langer je apparaat aan staat, hoe meer energie het gebruikt.

Denk maar aan je telefoon: als je hem veel gebruikt is de batterij snel leeg.

Ook hier een formule:

En die hebben ze vergeten om in het boek te zetten:

Energie = vermogen x tijd

E = P x t

Een straalkachel heeft een vermogen van 2000 W, hij staat 2 uur aan, hoeveel energie heeft hij verbruikt?

1. 4000 W
2. 4kWh
3. 4kW
4. 4000Wh

Capaciteit

De batterij van je telefoon heeft maar een beperkte hoeveelheid energie aan boord: de capaciteit.

Wordt aangegeven met milli-ampère-uur (hoeveel mA kan de batterij in een uur leveren)

Capaciteit

De formule: 

Capaciteit = stroomsterkte x tijd

C = I x t

De batterij van mijn telefoon heeft een capaciteit van 6000 mAh
Er loopt een stroom van 0,125 A door de telefoon. Na hoeveel tijd moet ik mijn telefoon opladen?

1. na 1 dag
2. na 2 dagen
3. na 3 dagen
4. twee keer per week

huiswerk

Leren par 4

Maken opdr 39,42,43,44,47,48,49