H2 épeler et nombres

Village des langues 
1. Tu peux épeler ton nom/prénom 
2. Tu connais les nombres .  
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Village des langues 
1. Tu peux épeler ton nom/prénom 
2. Tu connais les nombres .  

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

de taaldorp tekst: 
Bonjour, je voudrais un croissant s'il vous plaît. Et toi leerling 1..... qu'est-ce que tu prends? 

Wat betekent dit, en waarom staat er leerling 1? 

Slide 5 - Tekstslide

Leerling 1: Je prends un coca. Leerling 2: Moi, je voudrais un coca aussi.
Wat zegt leerling 2?
A
Ik wil ook een jus d'orange
B
Ik wil cola
C
Ik wil ook een cola
D
Nee, ik heb geen dorst.

Slide 6 - Quizvraag

Le Boulanger: Ça fait dix euros cinquante s'il vous plaît.
wat zegt de bakker?
A
Dat kost 10 euro 20 a.u.b.
B
Dat kost 6 euro 50 a.u.b.
C
Dat kost 14 euro 30 a.u.b.
D
Dat kost 10 euro 50 a.u.b.

Slide 7 - Quizvraag

Wat zeg je als je 'alstublieft' wil zeggen als je iets geeft in het Frans.
A
s'il vous plaît
B
voilà
C
merci
D
de rien

Slide 8 - Quizvraag

Als je alstublieft wil zeggen wanneer je iets vraagt, dan zeg je...
A
s'il vous plaît
B
voilà
C
merci
D
de rien

Slide 9 - Quizvraag

Wat is dus belangrijk voor het dialoogje bij de bakker? 
Zorg dat je de getallen goed kent, zodat je de geldbedragen bij het afrekenen goed kunt verstaan. (Je moet gepast betalen, je mag dus geen fooi geven = le pourboire ;) 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Les nombres 
Tientallen
30 = trente             (3 = trois)
40 = quarante       (4 = quatre)
50 = cinquante     (5 = cinq)
60 = soixante        (6 = six)

Slide 12 - Tekstslide

Les nombres 
Bij 1 het woord 'et' ertussen
21 = Vingt et un
31 = Trente et un
41 = Quarante et un
51 = Cinquante et un
61 = Soixante et un

Slide 13 - Tekstslide

Les nombres 
Bij de andere getallen een streepje ertussen
  1. Vingt-deux
  2. Trente-huit
  3. Quarante-six
  4. Cinquante-quatre
  5. Soixante-neuf 

Slide 14 - Tekstslide

70 - 80 
70 = 60+10                                                          80 = 4 keer 20
70 = soixante-dix                                            80 = quatre-vingts
71 = soixante et onze                                     81 = quatre-vingt-un
72 = soixante-douze                                      82 = quatre-vingt-deux
73 = soixante-treize                                       83 = quatre-vingt-trois
etc......                                                                    etc......

Slide 15 - Tekstslide

90 - 100
90 = 4 keer 20 + plus 10                        100 = cent
90 = quatre-vingt-dix                             101 = cent un -> cent-un
91 = quatre-vingt-onze (Zonder et) 102 = cent deux -> cent-deux
92 = quatre-vingt-douze
93 = quatre-vingt-treize
etc……….

Slide 16 - Tekstslide

100 - 500 
200 = deux cents
300 = trois cents
400 = quatre cents
500 = cinq cents 

Slide 17 - Tekstslide

Ça fait : neuf euros soixante-quinze s'il vous plaît!
hoeveel euro reken je af?
A
8 euro 65
B
9 euro 60
C
10 euro 75
D
9 euro 75

Slide 18 - Quizvraag

Ça fait douze euros vingt-cinq!
Hoeveel euro reken je af?
A
2 euro 20
B
2 euro 50
C
12 euro 5
D
12 euro 25

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Au travail 
1. leren getallen 
2. afmaken boekje taaldorp 
3. oefenen met de dialoogjes (bv. vast in quizlet zetten) 
4. herhalen 'spellen'  

Slide 22 - Tekstslide