Werkwoordspelling oefenen

Oefeningen werkwoordspelling
Havo 4
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefeningen werkwoordspelling
Havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan in eigen woorden vertellen of ik nog iets moet leren voor werkwoordspelling. 

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerkcontrole! Daarna starten we met de Lessonup. 

Slide 3 - Tekstslide

1. Zodra de weersomstandigheden het toelaten, wordt er bij ons in de buurt volop ..... (barbecuen).
A
barbecuet
B
barbecued
C
gebarbecuet
D
gebarbecued

Slide 4 - Quizvraag

2. Sinds de tandartsassistente Cindy heeft geadviseerd haar tanden beter te verzorgen, .......(flossen) ze iedere avond trouw haar gebit.
A
flosd
B
flost
C
flosde
D
floste

Slide 5 - Quizvraag

3. Bij de familie Verkaart wordt met regelmaat een potje ...... (scrabbelen), maar op dinsdagavond bridget het echtpaar altijd in de voetbalkantine.
A
scrabbelt
B
gescrabbelt
C
gescrabbeled
D
gescrabbeld

Slide 6 - Quizvraag

4. Jarenlang ..... (hockeyen) Roderick, maar tegenwoordig ......(besteden) hij zijn vrije tijd aan voetbal: hij ......(coachen) het elftal van zijn zoontje.
A
hockeyte, besteed, coacht
B
hockeyde, besteedt, coached
C
hockeyde, besteedt, coachd
D
hockeyde, besteedt, coacht

Slide 7 - Quizvraag

5. Al na vijf minuten ....(tackelen) de snelle linksbuiten de verdediger en .....(scoren) een mooi doelpunt.
A
tackelde, scoorde
B
tackelt, scoort
C
tackeld, scoord
D
tackeld, scoort

Slide 8 - Quizvraag

6. Jarenlang ... (promoten) de overheid de inzameling van plastic en tegenwoordig ...(worden) het op grote schaal ....(recyclen).
A
promoot, word, gerecycled
B
promootte, wordt, gerecycled
C
promoote, wordt, gerecyclt
D
promoot, wordt, gerecycled

Slide 9 - Quizvraag

7. Tot grote ergernis van zijn ouders ...(zappen) Jan-Jaap uren achtereen als hij ... (stressen) is.
A
zapt, gestrest
B
zappt, gestressed
C
zappt, gestresst
D
zapt, gestressed

Slide 10 - Quizvraag

8. Onze gymdocent heeft als student ...(baseballen), maar nu ...(squashen) hij drie keer per week.
A
gebaseballt, squashed
B
gebaseballd, squashed
C
gebaseballd, squasht
D
gebaseballed, squasht

Slide 11 - Quizvraag

9. Om slim te kunnen ...(googelen), is het belangrijk dat je de juiste zoekterm ...(intypen).
A
googelen, intypt
B
googelen, intypet
C
goochelen, intypt
D
googlen, intyped

Slide 12 - Quizvraag

Hoe dan?
Werkwoord scheidbaar? 
Ademhalen - Hij haalt adem
Hij heeft ademgehaald

Bij onscheidbare werkwoorden begint het voltooid deelwoord met ‘ge’; bij scheidbare werkwoorden staat ‘ge’ midden in het voltooid deelwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Verder oefenen!

Slide 14 - Tekstslide

flier + fluiter
A
flierefluiter
B
flierenfluiter
C
flieresfluiter
D
flierfluiter

Slide 15 - Quizvraag

kok + school
A
kokkenschool
B
kokschool
C
koksschool
D
kokkeschool

Slide 16 - Quizvraag

beer + gezellig
A
berengezellig
B
beergezellig
C
beersgezellig
D
beregezellig

Slide 17 - Quizvraag

groente + soep
A
groentessoep
B
groentensoep
C
groentesoep
D
groensoep

Slide 18 - Quizvraag

En nog een keer..

Slide 19 - Tekstslide

Ik deed ... onderzoek
A
diep gravend
B
diepgravend

Slide 20 - Quizvraag

Veel vrouwen lopen aan tegen een ...
A
glazen plafond
B
glazenplafond

Slide 21 - Quizvraag

Vrachtwagens hebben tegenwoordig vaak een ...
A
dodehoek spiegel
B
dode hoek spiegel
C
dodehoekspiegel
D
dode hoekspiegel

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord mist een trema?
A
beargumenteren
B
industrieel
C
heiig
D
geergerd

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord heeft geen trema nodig?
A
efficient
B
dubieus
C
coordinatie
D
naief

Slide 24 - Quizvraag

De tas van Floris:
A
Floris tas
B
Floris's tas
C
Floris' tas

Slide 25 - Quizvraag

De broer van Mirjam:
A
Mirjam's broer
B
Mirjams broer
C
Mirjam broer
D
Mirjam' broer

Slide 26 - Quizvraag

Er waren ... gasten op oma's ... verjaardag om ... uur.
A
92, 80, 20.00
B
92, tachtig, acht
C
92, tachtig, 20.00
D
92, tachtig, 20:00

Slide 27 - Quizvraag

... handen maken licht werk!
A
velen
B
vele

Slide 28 - Quizvraag


A

Slide 29 - Quizvraag

Heb je nog vragen over werkwoordspelling?

Slide 30 - Open vraag

Klaar
Maak drie opdrachten uit je werkboek Spelling. Doe dat van een onderdeel waar je meer dan drie fouten had. 

Slide 31 - Tekstslide