Present Perfect

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

present perfect

Slide 3 - Tekstslide

Present Perfect
Voltooid tegenwoordige tijd



Slide 4 - Tekstslide

Na deze les kun je:
  • Zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is
  • Zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt
  • Praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe

Slide 5 - Tekstslide

Present perfect
iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.
Has/have + voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 11 - Tekstslide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 12 - Sleepvraag

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 13 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 14 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 15 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 16 - Tekstslide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 17 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 18 - Tekstslide

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 19 - Quizvraag

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 22 - Quizvraag

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 23 - Quizvraag

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 25 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 26 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They have not talked to him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 29 - Quizvraag

Maak present perfect:
I ask.

Slide 30 - Open vraag

Maak de present perfect:
He listens

Slide 31 - Open vraag

Present perfect:
I walk to school

Slide 32 - Open vraag

Write down a sentence with the present perfect

Slide 33 - Open vraag

Je hebt uitleg gehad en geoefend
met de PRESENT PERFECT.
Vertel nogmaals hoe deze tijd eruit ziet.

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Link

Ik snap het:
A
Helemaal
B
Helemaal niet
C
Een beetje
D
Bijna

Slide 36 - Quizvraag

Exercises
You can now do the exercises in your book for E writing and grammar

Slide 37 - Tekstslide