Herhaling zwakke ww en haben/sein

WIEDERHOLUNG
                               persoonlijke voornaamwoorden
                               zwakke werkwoorden
                               haben / sein
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WIEDERHOLUNG
                               persoonlijke voornaamwoorden
                               zwakke werkwoorden
                               haben / sein

Slide 1 - Tekstslide

persoonlijk
voornaamwoord
DUITS

Slide 2 - Woordweb

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij (u)

ich
du
er/sie/es
wij
ihr
sie/Sie

uitgangen bij zwakke werkwoorden: bv. wohnen

stam          + uitgang
wohn            e
wohn            st
wohn            t
wohn            en
wohn            t
wohn            en

Slide 3 - Tekstslide

Vul de juiste uitgangen in
Maria spiel__ die Geige.
Die Kinder les__ ein Buch.
Ich koch__ gerne.
Wir geh__ ins Kino.
Du bleib__ zuhause.
Katja und Svenja reit__ viel.


Jan und Tina arbeit__.
Bestell__ ihr Pizza?
Du mach__ die Aufgabe.
Spiel__ du mit mir?
Herr Schmidt geh__ weg.
Warum bleib__ Sie nicht?


Let op! Er blijven 4 uitgangen over!
en
en
en
en
en
en
e
e
t
t
t
t
t
st
st
st

Slide 4 - Sleepvraag

haben
ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben
haben / sein = onregelmatig
sein
ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

Slide 5 - Tekstslide

jullie hebben
A
sie haben
B
ihr habt
C
ihr habst
D
sie habet

Slide 6 - Quizvraag

jij bent
A
du habst
B
du seid
C
du bist
D
ihr seid

Slide 7 - Quizvraag

u heeft
A
er hat
B
Sie hat
C
Sie habt
D
Sie haben

Slide 8 - Quizvraag

het is
A
es hat
B
es ist
C
es est
D
es seid

Slide 9 - Quizvraag

sein
schrijf het hele rijtje op

Slide 10 - Open vraag

haben
schrijf het hele rijtje op

Slide 11 - Open vraag

Om iets te kunnen vertellen over wat in het verleden gebeurd is, heb je ook de juiste vorm van haben/ sein nodig + het voltooid deelwoord.

Het voltooid deelwoord van sterke ww moet je uit je hoofd leren. (De meeste ww, die in het NL sterk zijn, zijn dat in het Duits ook)

Voor de zwakke ww heb je 3 regels geleerd voor het vormen van het voltooid deelwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord wordt gevormd door...

voorbeeld: spielen
A
ge + stam + d gespield
B
ge + stam + t gespielt
C
stam + d spield
D
stam + t spiet

Slide 13 - Quizvraag

Voor welke ww geldt de regel:

voltooid deelwoord = stam + t
A
werkwoorden op -ieren
B
werkwoorden met stam op d/t
C
sterke werkwoorden
D
werkwoorden met een voorvoegsel zoals be- of ver-

Slide 14 - Quizvraag

schrijf het juiste voltooid deelwoord op van:

hören, trainieren, gehen, besuchen

Slide 15 - Open vraag

schrijf het juiste voltooid deelwoord op van:

fotografieren, machen, antworten, zeichnen

Slide 16 - Open vraag