Toets voeding week 1

• verpleegkunde
• MBO
• Studiejaar 1

De dunne darm bestaat van binnen naar buiten uit de;

1. dubbele spierlaag, bindweefsellaag, slijmvlieslaag
2. slijmvlieslaag, dubbele spierlaag, bindweefsellaag
3. bindweefsellaag, dubbele spierlaag, slijmvlieslaag

Maagsap bestaat uit;

1. eiwitten, water, zoutzuur en pepsine
2. slijm, water, zoutzuur en pepsine
3. slijm, water, zoutzuur en amylase
4. slijm, water, zoutzuur en lipase

Iemand met een verhoogd cholesterol is gebaat bij;

1. onverzadigde vetten, zoals dieetmargarine
2. onverzadigde vetten, zoals roomboter
3. verzadigde vetten, zoals maisolie
4. verzadigde vetten, zoals kaas

Negatieve vochtbalans

1. er gaat meer vocht uit het lichaam dan erin komt
2. er komt meer vocht in het lichaam dat eruit gaat

Als iemand te weinig vocht in het lichaam krijgt, dan heeft hij kans op:

1. overvulling
2. dehydratie

Als je een BMI hebt van 18, dan

1. Ben je ondervoed
2. Ben je op gewicht
3. Heb je overgewicht

De voedingstoffen worden in de ......... opgenomen in het lichaam

1. Maag
2. dunne darm
3. dikke darm
4. lever

Bij een negatieve vochtbalans heeft de zorgvrager:

1. Te weinig gedronken
2. Te veel gedronken

Bij een reflux :

1. heb je last van dehydratie
2. heb je last van winderigheid
3. loopt maagzuur terug in de slokdarm
4. loopt maagzuur naar de dunne darm

koolhydraten worden gesplitst door;

1. lipase
2. disachariden
3. pepsine
4. amylase

Afbraak van vetbolletjes wordt gedaan door;

1. amylase
2. pepsine
3. disachariden
4. lipase

Als de nieren niet goed meer werken, dan kan men het beste

1. minder koolhydraten eten
2. minder zout en eiwitten eten
3. minder mineralen eten
4. minder vetten eten

ontgifting, galproductie, vetstofwisseling gebeurt in de

1. slokdarm
2. dikke darm
3. lever
4. maag

De lever verandert ........ die via het bloed in de lever terechtkomen in vetten die het lichaam kan gebruiken.

1. glycogeen
2. vetzuren
3. glucose
4. ureum

De twaalfvingerige darm heet;

1. ileum
2. jejunum
3. duodenum
4. colon

De nuchtere darm heet;

1. ileum
2. duodenum
3. jejunum
4. colon

De lever heet

1. Hepar
2. colon
3. ileum
4. pancreas

De pancreas is de

1. Lever
2. slokdarm
3. dikke darm
4. alvleesklier

Als er maagzuur terugloopt vanuit de maag naar de slokdarm dan noemen we dat:

1. reflux
2. diarree
3. winderigheid
4. verslikken