leerdoelencheck les 22 + 23

leerdoelen checken
Caesar les 22, nolle, velle, malle
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

leerdoelen checken
Caesar les 22, nolle, velle, malle

Slide 1 - Tekstslide

nolle, velle en malle 
Dit zijn onregelmatige werkwoorden. Dat wil zeggen dat ze ook in het praesens een andere vorm hebben dan die je zou verwachten. 

Slide 2 - Tekstslide

volui
nolitis
mavult
velle
mavis velle
non velle
niet willen
liever willen
willen

Slide 3 - Sleepvraag

leerdoelen les 22
  • Ik kan een vorm van nolle, velle en malle herkennen in een tekst
  • Ik kan een vorm van nolle, velle en malle benoemen (tijd, persoon, getal)
  • ik begrijp dat nolle, velle en malle vaak aangevuld worden met een infinitivus
  • ik weet hoe ik een vorm van nolle, velle en malle moet vertalen 

Slide 4 - Tekstslide

welke vorm is nolebant?
A
perf. 3e mv.
B
praes. 3e ev.
C
pluqupf. 3e ev.
D
imperf. 3e mv.

Slide 5 - Quizvraag

hoe vertaal je "mavult"
A
ik wil liever
B
hij/zij wil niet
C
hij/ zij wil liever
D
jij wil

Slide 6 - Quizvraag

welke vorm is noli?
A
imperativus ev.
B
perf. 1e ev.
C
praes. 1e ev.
D
perf. infinitivus

Slide 7 - Quizvraag

hoe vertaal je "malam"?
A
ik wilde liever
B
ik heb liever gewild
C
ik zal liever hebben gewild
D
ik zal liever willen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vertaal je: "nolite timere" (timere = bang zijn)
A
Jullie willen niet bang zijn
B
Jullie hebben het niet gewild om bang te zijn
C
Wees(t) niet bang
D
Jullie moeten bang zijn

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vertaal je volueris
A
jij zal hebben gewild
B
jullie zullen willen
C
jullie hebben gewild
D
jij hebt gewild

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: Imperator multas statuas navibus Romam ducere volebat.

imperator, imperatoris = keizer; multus = veel; statua = standbeeld
navis, navis = schip; Roma = Rome; duco, ducere = brengen

Slide 11 - Open vraag

start les 23
De a.c.i . in het Latijn

Slide 12 - Tekstslide

leerdoelen les 23
  • ik snap waarom de constructie a.c.i. bestaat in het Latijn
  • Ik kan een a.c.i. herkennen in het Latijn
  • ik kan een a.c.i. in het Latijn vertalen naar het Nederlands
  • Ik kan de gelijktijdigheid of voortijdigheid toepassen in mijn vertaling
  • ik weet bij het vertalen het verschil tussen se en eum 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

en nu
  • Als je de uitleg niet begrepen hebt, lees dan de uitleg op pagina 119 en 120
  • Als je de uitleg wel begrepen hebt, maak dan oefening 23A en B
  • De weektaak bestaat uit het bolletje hierboven en het leren van de woorden van les 23
  • Klaar? start dan alvast met het vertalen van tekst 26

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide