betoog klas 2 atheneum

Aan het eind van deze les weet je:
  • wat een betoog is
  • hoe je een betoog indeelt
  • hoe je sterke argumenten   kunt geven.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze les weet je:
  • wat een betoog is
  • hoe je een betoog indeelt
  • hoe je sterke argumenten   kunt geven.

Slide 1 - Tekstslide

  • Ga op zoek naar een overtuigende tekst op Metronieuws of Nu.nl
  • Je moet kunnen uitleggen waarom de tekst volgens jou overtuigend is.
timer
5:00
Zoek overtuigende tekst

Slide 2 - Tekstslide

Overleg in tweetallen
aan welke kenmerken een betoog moet voldoen.
Wat is een betoog?

Slide 3 - Tekstslide


  • Je geeft je mening 

  • Stelling nodig

  • Argumenten 
  • Duidelijke conclusie

  • overtuigt de lezer met         argumenten
  • gaat  uit van stelling  
  • eens of oneens
  • geeft uitleg/voorbeelden
  • Vat samen en geeft eind- oordeel
Betoog:kenmerken
Goed betoog:

Slide 4 - Tekstslide

Een betoog
In een betoog wil de schrijver je overtuigen. In een betoog vind je dan ook altijd argumentatie daarvoor. Een betoog is altijd subjectief.

Slide 5 - Tekstslide

Welke titel past bij een betoog?
1.Voetbal is niet aantrekkelijk genoeg
2.Cruijff-arena is eindelijk geopend
3. Nederlands elftal scoort niet

Slide 6 - Tekstslide

Titel boven je betoog : bedenk deze achteraf.
1e alinea:
Inleiding. Goede beginzin- beschrijf je stelling-geef je korte mening.
2e alinea:
Hier geef je je eerste argument met voorbeelden
3e alinea 
Hier geef je je tweede argument met voorbeelden
4e alinea:
Slot. Vat je argumenten uit het middenstuk heel kort samen. Geef een duidelijke slotzin.
Groot proefwerkpapier moet voor driekwart gevuld zijn.
Sla tussen elke alinea een regel over.
Indeling
van het betoog

Slide 7 - Tekstslide


Stap 1 en 2: Oriëntatiefase (op zoek naar onderwerpen)

1. Je gaat je voorbereiden op het schrijven van je tekst. Je start met het doorlopen van de oriëntatiefase, waarin je je oriënteert op mogelijke onderwerpen. Bij het schrijven van een betoog kies je bij voorkeur voor onderwerpen waar je je een mening over wil vormen of waar je je al een (voorlopige) mening over hebt gevormd. Als jij je immers geen mening wil vormen over een onderwerp wordt het erg lastig om anderen van jouw 'mening' te overtuigen. En dat is nu net de bedoeling bij een betoog!






 

Slide 8 - Tekstslide


Stap 3 en 4: Vooronderzoeksfase

3. Je kiest twee voorlopige onderwerpen voor je betoog. In de vooronderzoeksfase ga je op zoek naar zoveel mogelijk informatie over deze twee onderwerpen. Ook bij een betoog is het van belang dat je daarbij gebruikmaakt van betrouwbare en actuele bronnen. Je hoeft in deze fase nog niet je definitieve standpunt te bepalen. Daartoe moet je eerst goed onderzoek doen.


LET OP! Besteed aan het vooronderzoek naar ieder onderwerp niet meer dan 15 minuten. Kom je erachter dat je bij een van de onderwerpen van je keuze geen goede informatie kan vinden? Wissel dan in deze fase van onderwerp. 

Slide 9 - Tekstslide


Stap 5: Onderzoeksfase

Je hebt nu definitief voor je onderwerp gekozen en een inleiding geschreven.  In de onderzoeksfase ga je je echt verdiepen in het onderwerp van je keuze.  Je gaat voor je tekst op zoek naar bruikbare informatie die afkomstig is van tenminste  actuele, betrouwbare bronnen. Die informatie schrijf je op een pw-blaadje dat je van mij krijgt. Deze lever je ook in . Deze informatie mag je straks gebruiken bij het echte betoog.


Je uiteindelijke doel is om in deze fase te komen tot een concreet standpunt ten aanzien van je onderwerpeen zin die jouw mening ten aanzien van het onderwerp helder verwoordt. Let op! Het is mogelijk dat je in deze fase je mening ten aanzien van je onderwerp moet herzien!

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen 
Stelling: Lessen op het Sint Janslyceum moeten voortaan 40 in plaats van 50 minuten duren.
1. Bedenk of je voor of tegen bent.
2. Schrijf 2 argumenten op om je mening te ondersteunen.
3. Schrijf daarna een inleiding die bij deze stelling past:
leuke beginzin, omschrijf de stelling, korte mening.
Schrijf die inleiding straks op in volgende slide.

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf je inleiding (stelling: lesuren op het SJL moeten 40 min. duren...) op.

Slide 12 - Open vraag




  • Schrijf een betoog van  4 alinea's
  • Kies een van onderstaande stellingen:
- Lessen op het SJL moeten voortaan 40 in plaats van 50 minuten duren.
- Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
- Scholen moeten voortaan drie weken kerstvakantie krijgen en acht weken zomervakantie. 

Opdracht 2ea

Slide 13 - Tekstslide




  • Schrijf een betoog van  4 alinea's
  • Kies een van onderstaande stellingen:
- Gamen is goed voor je!
- Er moet voortaan op deze school één keer per week online les worden gegeven.
- Leerlingen moeten vier vrije dagen per jaar kunnen opnemen. 

Opdracht 2eh

Slide 14 - Tekstslide

Vergelijk betogen
Kijk naar:
beginzin
stelling en korte mening duidelijk?
argument en voorbeelden
slot: argumenten goed samengevat en duidelijke slotzin?
Lees tekst van je buurvrouw of buurman.
Geef elkaar een tip en een top. Verbeter je werk.

Slide 15 - Tekstslide

Staat er een titel boven je betoog?

Alinea 1 Inleiding met: 
goede beginzin/je stelling is in de inleiding verwerkt en ook je korte mening.
2e alinea en 3e alinea:
Per alinea: Duidelijk argument met goede voorbeelden.
4e alinea:
Slot geeft een samenvatting van je argumenten en goede slotzin.
Spelling:
Hoofdletters aan het begin van elke zin en bij eigen namen.
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoorden.
Heb je te maken met een pv: kijk welk onderwerp erbij hoort. 
Voltooid deelwoord: maak het langer zodat je hoort of het op T of D eindigt.
Zie volgende slide!

Kijk het volgende na
in je betoog

Slide 16 - Tekstslide

Spelling
Kijk naar elk werkwoord in de zin.
Heb je te maken met een persoonsvorm?
Tegenwoordige tijd: 
ik                + stam + je=jij
hij/zij/het/u +stam + t
meer personen= hele werkwoord.

Verleden tijd
Zwak of sterk werkwoord?
Sterk verandert van klank.
Zwak: stam blijft gelijk.
Staat laatste letter van stam in 't kofschip + te of ten/vdw + t
Staat laatste letter van stam niet in 't kofschip = de of den/vdw + d
4e alinea:
Slot geeft een samenvatting van je argumenten en goede slotzin.
Spelling:
Hoofdletters aan het begin van elke zin en bij eigen namen.
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoorden.
Heb je te maken met een pv: kijk welk onderwerp erbij hoort. 
Voltooid deelwoord: maak het langer zodat je hoort of het op T of D eindigt.

Kijk het volgende na
in je betoog

Slide 17 - Tekstslide

Klaar? Lezen
Lezen in je leesboek! Zorg dat je boek eind mei uit is.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link