In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
hst. 11 Risico & verzekeren
Slide 1 - Tekstslide
Hoogtepunt voorjaarsvakantie
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
d. Bijvoorbeeld:
Verzekeraars storten een extra bijdrage van verzekerden in een fonds, waaruit vervolgens de verzekeraars met relatief veel 'slechte risico's' en dus relatief hoge zorguitaven een compensatie ontvangen
Verzekeraars storten naar rato van de verhouding goede/slechte risico's in hun klantenbestand een bijdrage in een fonds, waaruit vervolgens de verzekeraars met relatief veel 'slechte risico's' en dus relatief hoge zorguitgaven een compensatie ontvangen
Slide 4 - Tekstslide
11.18 & 11.25
Slide 5 - Tekstslide
Wat betekent moral hazard?
A
na de overeenkomst gaat men zich slechter gedragen
B
na de overeenkomst gaat men zich beter gedragen
C
na de overeenkomst is er geen gedrag meer
D
na de overeenkomst komen er meer hazen
Slide 6 - Quizvraag
Particuliere verzekeringen (1) en sociale verzekeringen (2)
A
(1) zijn allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
B
(1) zijn bijna allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
C
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn allemaal vrijwillig
D
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn bijna allemaal vrijwillig
Slide 7 - Quizvraag
Ruilen over de tijd laat zich het best beschrijven als..
A
vervroegen van consumptie
B
uitstellen van consumptie
C
rente betalen
D
inkomen en koopkracht verschuiven tussen heden en toekomst
Slide 8 - Quizvraag
Risico-aversie is:
A
Afkeer van risico.
B
Niet denken aan risico.
C
Veel denken aan risico.
D
Voorkeur voor risico.
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent moral hazard?
A
na de overeenkomst gaat men zich slechter gedragen
B
na de overeenkomst gaat men zich beter gedragen
C
na de overeenkomst is er geen gedrag meer
D
na de overeenkomst komen er meer hazen
Slide 10 - Quizvraag
Particuliere verzekeringen (1) en sociale verzekeringen (2)
A
(1) zijn allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
B
(1) zijn bijna allemaal vrijwillig, (2) zijn allemaal verplicht
C
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn allemaal vrijwillig
D
(1) zijn allemaal verplicht, (2) zijn bijna allemaal vrijwillig
Slide 11 - Quizvraag
Ruilen over de tijd laat zich het best beschrijven als..
A
vervroegen van consumptie
B
uitstellen van consumptie
C
rente betalen
D
inkomen en koopkracht verschuiven tussen heden en toekomst
Slide 12 - Quizvraag
Risico-aversie is:
A
Afkeer van risico.
B
Niet denken aan risico.
C
Veel denken aan risico.
D
Voorkeur voor risico.
Slide 13 - Quizvraag
Bij particuliere verzekeringen wordt je premie bepaald door..
A
hoogte schade+ risico
B
hoogte verzekerd bedrag+ claims
C
risico+ aantal deelnemers verzekering
D
risico+ hoogte verzekerd bedrag
Slide 14 - Quizvraag
Een voorbeeld van premiedifferentiatie is..
A
bonus/ malus systeem
B
eigen risico
C
asymmetrische informatie
D
goede risico's betalen meer dan slechte risico's
Slide 15 - Quizvraag
de tandartsverzekering die van te voren niet weet of de nieuwe klant een goed of slecht gebit heeft noemen we