28/3 2h Spelling 4-6 2h

dinsdag 28/3  2h
  • 2Ha: donderdag leesboek mee
  • leren voor toets spelling en formuleren
  • herhalen Spelling H5
  • hoofdletters en aanhalingstekens
  • Spelling H6 aan elkaar of los? -> uitleg
  • maken blz. 194 opdracht 1 - 4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

dinsdag 28/3  2h
  • 2Ha: donderdag leesboek mee
  • leren voor toets spelling en formuleren
  • herhalen Spelling H5
  • hoofdletters en aanhalingstekens
  • Spelling H6 aan elkaar of los? -> uitleg
  • maken blz. 194 opdracht 1 - 4

Slide 1 - Tekstslide

Toets spelling en formuleren
  • werkwoordspelling
  • koppelteken
  • weglatingsstreepje
  • tussenletter e/en/s
  • hoofdletters en leestekens
  • verwijswoorden (div.)
  • signaalwoorden bij voorbeeldverband
  • woorden bij elkaar zetten die bij elkaar horen
  • lange zin herschrijven
  • woorden aan elkaar schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoofdletters

Slide 4 - Tekstslide

Punt, vraagteken en uitroepteken

Aan het eind van een zin plaats je altijd een punt, vraagteken of uitroepteken.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

1 tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.

2 tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

3 voor een signaalwoord als want, maar, omdat etc.

4 na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Slide 6 - Tekstslide

Dubbele punt & puntkomma

Slide 7 - Tekstslide

dubbele punt, puntkomma
  • Dubbele punt bij citaat, opsomming, uitleg of voorbeeld
  • Punt komma als twee zinnen duidelijk verband hebben
  • punt komma als er na een dubbele punt een opsomming volgt die langere delen heeft

Voorbeelden:
Stef wil later chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.
Mijn verjaardag was erg geslaagd: al mijn vrienden waren aanwezig.

Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 9 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 10 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 11 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 12 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 13 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 14 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 15 - Quizvraag

Aan elkaar of los?


A
Coronavirus
B
Corona virus

Slide 16 - Quizvraag

Aan elkaar schrijf je:
  • samenstelling van drie woorden of minder (tuinman, tomatensoep)
  • woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar plus een voorzetsel: erachter, daarheen
  • getallen met honderd en duizend: vijfhonderd, zestienduizend 
  • samengestelde werkwoorden: autorijden, koffiedrinken, pianospelen
  • samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: stomverbaasd, dichtbevolkt, kapotgemaakt

Slide 17 - Tekstslide

Regel 
In het Nederlands schrijven we maximaal drie woorden aan elkaar als ze samen een begrip vormen. Voorbeeld:
langeafstandsloper, bruinebonensoep

Slide 18 - Tekstslide

maken blz. 194

  • Spelling H6 aan elkaar of los? 
  • samen maken opdracht 1
  • zelfstandig opdracht 2 en 4

Slide 19 - Tekstslide

Spelling H4
Tussenletters 
in 
samenstellingen

Slide 20 - Tekstslide

meervoud op -en of -e in samenstelling
  • Als het eerste woord een meervoud op -en heeft en letterlijk bedoeld is, schrijf je -en bv. schoenendoos
  • Als het figuurlijk bedoeld is, schrijf je alleen een -e, bv. apetrots, beresterk (maar apenhok)
  • Je schrijft alleen een -e als er maar 1 van is: bv. zonnebank, maneschijn
  • Je schrijft alleen een -e als het meervoud -en en -s heeft, bv. geboortekaartjes, gemeentehuis, groentesoep

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een -s in een samenstelling?
  • Als je een -s hoort. Soms moet je dit controleren met een andere samenstelling, bv. staatshoofd -> staatsschuld 

Slide 22 - Tekstslide

nakijken en maken
  • nakijken blz. 131 opdracht 3 en 4
  • maken opdracht 5
  • filmpje uitleg Spelling H5

Slide 23 - Tekstslide

lezen en maken Spelling H5
  • samen lezen theorie blz. 162
  • Blz. 163 opdracht 1, 2, 3

Slide 24 - Tekstslide

H3: koppelteken/weglatingsstreepje

Slide 25 - Tekstslide

Theorie koppelteken
Koppeltekens gebruiken we:
- om leesfouten te vermijden
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen, tosti-ijzer
- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland
- bij cijfers, letters en andere tekens
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek, 40+-kaas, CDA-lid

Slide 26 - Tekstslide

Vervolg theorie koppelteken
- bij dubbele achternamen
Ernst Jansen-Steur, Hannie Werters- van de Hoek
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president, adjunct-directeur
- in woorden met voorvoegsel 'niet-, non- , oud-, ex-,
niet-roker, niet-alledaags
- tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
woon-werkverkeer, haat-liefdeverhouding, hang-en-sluitwerk, peper-en-zoutstel

Slide 27 - Tekstslide

Weglatingsstreepje 
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
Dinsdag- en woensdagavond....
Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 
Fiets-, werk- en taalvakanties...
Bij samengestelde woorden kun je soms een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 

Slide 28 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen

Krant + kop
A
geen tussen-n krantekop
B
wel een tussen-n krantenkop

Slide 29 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 30 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen

kat + kop
betekenis: klier
A
wel een tussen-n kattenkop
B
geen tussen-n kattekop

Slide 31 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
huilenbalk
B
huilebalk

Slide 32 - Quizvraag

Welke samenstelling schrijf je met een of meer tussenletters?
A
zang + stem
B
passagier + schip
C
toilet + bril
D
breedte + maat

Slide 33 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 34 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 35 - Quizvraag

Tussenletter in samenstellingen

ontbijt + buffet
A
wel een tussen-s ontbijtsbuffet
B
geen tussen-s ontbijtbuffet

Slide 36 - Quizvraag