13.4 warmte en kou

Warmte en kou
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Warmte en kou

Slide 1 - Tekstslide

inhoud
  • Aanpassingen dier warmte
  • Lichaams aanpassingen
  • Speciaal gedrag 
  • Luchtstroom
  • Koudbloedige dieren

Slide 2 - Tekstslide

Aanpassingen bij warmte.
volgens en zoogdieren zijn warmbloedige dieren. Dit zijn dieren waarbij hun lichaam zelf hun interne tempratuur regelen. Veel dieren leven echter in een omgeving die lager is dan hun ideale lichaamstempratuur. Hierdoor hebben dieren een aantal aanpassingen om ervoor te zorgen dat ze het warm genoeg hebben ongeacht de omstandigheden. 

Slide 3 - Tekstslide

Lichaamsaanpassingen
De meeste zoogdieren die op het landleven  en vogels houden zichzelf warm door middel van isolatie . Zij hebben een vacht of veren en tussen die vacht/veren zit een laag stilstaande lucht. Deze zorgt ervoor dat het zoogdier geen lichaamswarmte kwijtraakt aan de omgeving.
Zoogdier in het water hebben vettige haren om het water van hun huid weg te houden. Zeehonden en walvissen hebben een laag vet die met hetzelfde principe als de laag stilstaande lucht functioneerd. Het zorgt voor isolatie. 

Slide 4 - Tekstslide

Speciaal gedrag
Sommige dieren vertonen speciaal gedrag tegen de kou: winterrust en winterslaap.
Winterrust
Tijdens de winterrust verstopt een dier een vooraad voedsel en gaat in winterrust. Er veranderen drie dingen:
  1. lichaamstempratuur daalt
  2. hartslagfrequentie (hoe vaak het hart klopt) daalt
  3. ademfrequentie daalt.
Tijdens de winterrust slaapt het dier niet voortdurend maar word een aantal keer wakker om te eten uit zijn voedselvoorraad.  Zijn lichaamstemperatuur, hartslagfrequentie en ademfrequentie stijgen dan.  

Slide 5 - Tekstslide

Winterslaap.
Winterslaap.
tijdens een winterslaap eet een dier in de zomer en herfst veel om een vetlaag aan te leggen. Hierna gaat het dier slapen van de late herfst tot het voorjaar en word niet wakker. Het dier leeft van zijn aangelegde vetlaag. Net als tijdens een winterrust daalt de hartslagfrequentie, ademhalingsfrequentie en temperatuur van het dier.

Slide 6 - Tekstslide

Aanpassingen tegen de warmte
We hebben het gehad over de mogelijkheden van een dier om de kou te overleven maar wat nou als het heel warm word?
De meeste dieren krijgen in de lente, als het warmer word, een dunnere vetlaag, vacht en veren. 

Slide 7 - Tekstslide

Luchtstroom
Als het kwijtraken van haren, veren of vetlaag niet genoeg is om af te koelen kunnen dieren ook hun warmte kwijtraken via bloedvaten in de hun huid. Als het waait geeft je huid warmte af aan de wind. Wind is een voortdurende luchtstroom. Wij mensen doen dit ook. Daarom is een briesje in de zomer zo aangenaam. Sommige dieren wachten liever niet op de natuurlijke wind en maken zelf een luchtstroom bijv. een olifant die met zijn oren wappert. Doordat er veel bloedvaten in hun oren zitten koelen ze zo snel af.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Koudbloedige dieren. 
Koudbloedige dieren zijn vissen, amfibienen, reptielen en alle ongewervelde. Hun lichaam regelt niet intern (van binnen) de temperatuur maar is afhankelijk van hun omgeving. Is het warm dan zijn zij ook warm en is het koud dan zijn zij ook koud. Hoe kouder de dier worden hoe langzamer hun hun verbranding en bewegingen worden. 

Slide 10 - Tekstslide