BIA ZINSDELEN 15 MEI

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Je bouwt met stukjes informatie een zijn. Een zin die steeds langer wordt. Je noemt deze stukjes zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit een woord bestaan. Vaak telt een zinsdeel meerdere woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt zinnen verdelen in zinsdelen.
  • Je kunt de volgende zinsdelen benoemen: 
  • de persoonsvorm
  • het onderwerp
  • het werkwoordelijk gezegde

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen (1)
  • Alles dat voor de persoonsvorm staat, is een zinsdeel.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen (2)
  • Vervang het vraagwoord door een antwoord.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
Wie (Kees) | heeft | een cadeau | voor Carolien | gekocht?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind BIA de leukste klas
Wat is de persoonsvorm?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Richard spreekt een beetje Duits.
De pv is?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gerard zit naast Joël.
De pv is?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Dat meisje
wil
een relatie.

Slide 11 - Sleepvraag

3 minuten
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Jacobine
is
gisteren
naar de supermarkt
geweest.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm ?
De persoonsvorm
Mijn voetbal
is
gevallen
 in de sloot

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrijp je hoe je de persoonsvorm kunt vinden?
A
Ik snap het nu wel.
B
Ik begrijp er nog niks van.
C
ik vind het soms nog wel moeilijk
D
Mevrouw moet het beter uitleggen.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ajax heeft gisteren alweer niet gewonnen. Wat is het onderwerp?
A
Ajax
B
heeft
C
alweer
D
gewonnen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PSV gaat daardoor waarschijnlijk kampioen worden. Wat is het onderwerp?
A
kampioen
B
gaat
C
worden
D
PSV

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle kinderen zijn vandaag keurig op tijd. Wat is het onderwerp?
A
vandaag
B
zijn
C
Alle kinderen
D
tijd

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De tuinman heeft het gras weer netjes en gemaaid. Staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De tafels zijn gisteren weer schoongemaakt.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Nico is naar school gefietst.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Learnbeat --> zelftoets 7.1

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies