Compañeros 3, unidad 2

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa "lugares?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Pretérito indefinido gebruik je voor gebeurtenissen in het verleden ...
A
die een relatie hebben met het heden.
B
die je als afgesloten beschouwt.
C
waarvan niet duidelijk is wanneer deze plaatsvonden.
D
met een herhalend karakter.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vaak staan er de volgende tijdsaanduidingen bij:
A
hoy, esta semana,
B
todos los días, alguna vez
C
ayer, en 1945, hace dos años
D
todavía no, siempre

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuáles verbos son todos REGULARES?
A
hablar, comer, ir
B
trabajar, hacer, vivir
C
estar, ser, escribir
D
visitar, beber, compartir

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord HABLAR.
yo

él
nosotros
vosotros

ellos
hablé
hablaste
habló
hablamos
hablasteis

hablaron

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Carlos (trabajar) ayer en el supermercado.
A
trabajé
B
trabajaste
C
trabajó
D
trabajamos

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hola Juan, ¿(comer) paella ayer?
A
comiste
B
comió
C
comimos
D
comisteis

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuáles verbos son todos IRREGULARES?
A
levantarse, vender, vivir
B
tomar, querer, poder
C
poner, hacer, ir
D
acostarse, beber, compartir

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord SER.
yo

él
nosotros
vosotros

ellos
fui
fuiste
fue
fuimos
fuisteis

fueron

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
La semana pasada yo (hacer) los deberes en la biblioteca.
A
hicimos
B
hicisteis
C
hice
D
hizo

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En el 2002 mis amigos (ir) a Sevilla de vacaiones.
A
fui
B
fuisteis
C
fue
D
fueron

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pero antes...¡calentamos motores!
In tweetalen: stel elkaar om de beurt een vraag. (Gebruik de juiste vervoeging (presente/indifinido)

1. ¿Adónde vas de vacaciones generalmente? --> Generalmente, voy de vacaciones...
2. ¿Adónde fuiste de vacaciones el año pasado?
3. ¿Cómo vas de vacaciones normalmente?
4. ¿Cómo fuiste de vacaciones el verano pasado?
5. ¿Con quién vas de vacaciones normalmente?
6. ¿Con quién fuiste de vacaciones el verano pasado?
7. ¿Qué haces normalmente?
8 ¿Qué hiciste el fin de semana pasado?

Slide 13 - Tekstslide

Depending on time, students can do this with 2 - 3 students.

Focus on accent, pronunciation & intonation in prep for the Criterion C assessment, in addition to the use of verbs and time phrases.

As an exit to the lesson, write up common mistakes on the board and get them to correct them before leaving.
¿Qué cenaste el fin de semana pasado?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Vrijdag
2. Zondag
3. een musical
4. in een grote appartement
5. churros en chocola
6. foto's gemaakt, een paar vrienden zijn naar het voetbalstadium geweest, zij is naar het museum geweest.
7. Ze zijn naar de vlooienmarkt "El Rastro" geweest, ze hebben een T-shirt gekocht,  ze hebben ook door het park "El Retiro" gewandeld
8. met de trein




Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies