Tijdvak 7 quiz

Quiz tijdvak 7
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Quiz tijdvak 7

Slide 1 - Tekstslide

Welke periode hoort bij tijdvak 7?
A
1500-1600
B
1600 - 1700
C
1700 - 1800
D
1800 - 1900

Slide 2 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerkend aspect van tijdvak 7?
A
Modern imperialisme
B
Transatlantische slavenhandel en abolitionisme
C
de democratische revoluties
D
de Verlichting

Slide 3 - Quizvraag

Welk kenmerk past bij een democratische revolutie?
A
Burgers eisen dat de belastingen omlaaggaan
B
Burgers leven in een republiek zonder koning
C
Burgers kiezen voortaan zelf hun bestuurders
D
Burgers mogen zelf stemmen over alle wetsvoorstellen

Slide 4 - Quizvraag

Welke revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie
C
Bataafse Revolutie
D
Belgische Revolutie

Slide 5 - Quizvraag

De Amerikaanse Revolutie was een democratische revolutie omdat ...
A
De Amerikaanse Revolutie leidde tot algemeen kiesrecht
B
De Verenigde Staten van Amerika kregen een nieuwe koning
C
Na de Amerikaanse Revolutie mochten burgers volksvertegenwoordigers kiezen
D
De Amerikaanse Revolutie leidde tot directe democratie

Slide 6 - Quizvraag

Wat waren de 3 ideeën van de Franse Revolutie?
A
vrijheid, slaven, broerschap
B
vrij hebben, gelijk hebben, broeders hebben
C
vrijheid, gelijkheid, broederschap
D
vrijheid, gelijkheid, broer

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer begon de Franse Revolutie?
A
1776
B
1783
C
1789
D
1793

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een directe oorzaak (aanleiding)van de Franse Revolutie?
A
Lodewijk XVI roept de Staten Generaal bijeen
B
Leden van de 3e stand verzamelen klachten
C
Inwoners van Parijs bestormen de Bastille
D
Boeren komen in opstand tegen hun heren

Slide 9 - Quizvraag

Door welke gebeurtenis in 1799 kwam er een eind aan de Franse revolutie?
A
De Franse revolutie.
B
Napoleon kwam aan de macht.
C
Afschaffing van de standenmaatschappij.
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST

Slide 10 - Quizvraag

Op welke datum herdenkt Frankrijk jaarlijks de Franse revolutie?
A
14 juli
B
27 april
C
4 juli
D
9 november

Slide 11 - Quizvraag

De Franse revolutie was uiteindelijk geslaagd als democratische revolutie, omdat...
A
Napoleon grote delen van Europa veroverde.
B
Lodewijk XVI en Marie-Antoinette werden onthoofd.
C
de mensen in Frankrijk natuurlijke rechten kregen.
D
Robespierre werd onthoofd aan het einde van de Terreur.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de Bataafse Revolutie?
A
een democratische revolutie met steun van Pruisen
B
een democratische revolutie met steun van Frankrijk
C
Een opstand tegen de Bataafse koning
D
Een opstand tegen de Franse koning

Slide 13 - Quizvraag

Het volgende begrip past het best bij de Verlichting...
A
rationeel optimisme
B
Renaissance
C
handelskapitalisme
D
gevoel

Slide 14 - Quizvraag

De volgende 2 denkers passen bij de Verlichting...
A
Karl Marx
B
Rousseau
C
Voltaire
D
Lodewijk XIV

Slide 15 - Quizvraag

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
de drie politieke stromingen
D
Montesquieu

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GEEN Verlichtingsideaal?
A
Alle mensen hebben gelijke rechten waarmee zij geboren worden
B
De kerk en de staat moeten van elkaar gescheiden worden
C
De samenleving is gebaseerd op erfelijkheid
D
De hoogste macht moet bij het volk liggen (volkssoevereiniteit)

Slide 17 - Quizvraag

Verlichting is een vervolg op
...
A
wetenschappelijke revolutie
B
feodalisme
C
de Reformatie
D
plantagekoloniën

Slide 18 - Quizvraag

Alles voor het volk,
maar niets door het volk past bij...
A
centralisatie
B
democratische revolutie
C
abolitionisme
D
verlicht absolute vorst

Slide 19 - Quizvraag

Deze afbeelding past
bij...
A
absolutisme
B
verlicht absolutisme
C
hofstelsel
D
abolitionisme

Slide 20 - Quizvraag

Op welk ideaal is het abolitionisme vooral gebaseerd?
A
Altijd op eigen verstand vertrouwen
B
Het volk moet de hoogste macht hebben
C
Kerk en staat moeten van elkaar gescheiden worden
D
Alle mensen worden geboren met gelijke rechten

Slide 21 - Quizvraag


Slide 22 - Open vraag