wk 9 les 2 Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

Lezen
10 minuten.

timer
15:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen
10 minuten.

timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!


Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige lessen
Welke tijden?
Welke soort werkwoorden?
Welke vt regel?

Slide 3 - Tekstslide

Met wie uit de klas kan je goed samenwerken?

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen 
  0 Ik kan het voltooid deelwoord juist spellen.
0 Ik kan het onvoltooid deelwoord juist spellen.
0 Ik kan het deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat ga je leren?
gehaald of gehaalt / halend
gemixt of gemixd / mixend
voltooid = gedaan
onvoltooid = nog bezig

Slide 6 - Tekstslide

De 6 werkwoordsvormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord) 

Bijvoeglijk naamwoord 


PVTT

PVVT

VD

OD

INF

BN

Slide 7 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           


Hulpmiddel
Maak het woord langer om te horen of je een -t of - d schrijft!

Slide 8 - Tekstslide

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is ONvoltooid.

>'Lopend' moet ik naar huis.
>'Fluitend' kom ik binnen.
Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 9 - Tekstslide

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww                   =  (infinitief). 
-d- erbij: kermend

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Komt van een werkwoord (een VD of een OD)

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 11 - Tekstslide

De infinitief (inf)

Is het hele werkwoord; lopen, maken, eten, bewegen etc.


Verandert niet bij veranderen van tijd  (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te eten.        (IK KAN eten).

Slide 12 - Tekstslide

Vind 
de fout.
Leg uit

Slide 13 - Tekstslide

Sjaan (verhuizen) morgen.
Job is gisteren (verhuizen).
A
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisT.
B
Sjaan verhuisD morgen. Job is verhuisD.
C
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisD.

Slide 14 - Quizvraag

Welke spelregel hoort bij het onvoltooid deelwoord?

A
is de infinitief met '-d(e)'
B
is de stam met '-d'
C
soms '-d' en soms niet

Slide 15 - Quizvraag

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperent en huilend
B
Mopperend en huilent
C
Mopperend en huilend

Slide 16 - Quizvraag

De bezorgde broodjes zijn afgeleverd.
A
bezorgde = pvvt afgeleverd = vd
B
bezorgde = bn afgeleverd = vd
C
bezorgde = bn afgeleverd = pvvt
D
bezorgde = pvvt afgeleverd = od

Slide 17 - Quizvraag

Spelling van het voltooid deelwoord (en pvvt)
Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> gefietsT

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> GeloofD

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
* Maak H4 voltooid en onvoltooid deelwoord p. 282 en 283
* Werk rustig.
* Fluisteren met je buur mag.
Klaar? 
Ga verder met 
leerroute hf 4 en 5.
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie 

De volgende vragen gaan over de leerdoelen van de afgelopen twee weken.

Probeer de juist antwoorden te geven.

Slide 20 - Tekstslide

kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 21 - Open vraag

Faxen (vt)
De meeste bedrijven [...] niet meer met hun klanten.

Slide 22 - Open vraag

Waarom zijn jullie aan het WANDELEN?
A
vd
B
od
C
inf
D
pvtt

Slide 23 - Quizvraag

De buurman (barsten) in lachen uit toen hij mij zag.
A
barste
B
barstte
C
barsten
D
barstten

Slide 24 - Quizvraag

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 25 - Quizvraag

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 26 - Quizvraag

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 27 - Open vraag

Beantwoord... jij deze vraag ook nog even?

Slide 28 - Open vraag

Huiswerk
Dinsdag 29-09 SO spelling
Woensdag 
Woensdag 30-09: alternatief programma


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd

Slide 31 - Tekstslide

Dank je wel !
Tot de volgende keer!

Slide 32 - Tekstslide