Do 09-02-23 K1 L1

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

BR2F
Donnerstag 9. Februar 2023

Slide 2 - Tekstslide

die Planung
  • Toetsen inplannen
  • Grammatik A
  • Samen oefenen
  • Aufgaben

Slide 3 - Tekstslide

Pak je planner

Slide 4 - Tekstslide

Grammaticatoets (2x)


  • Grammatik A + D zinsontleding S. 102, 103, 124
  • Grammatik B der-schema en (m)ein-schema S. 104, 105
  • Grammatik E de derde naamval S. 130, 131 
  • werkwoordenlijst du - nl (nodig voor tekstbegrip)
Week 10: donderdag 9 maart, 4e uur

Slide 5 - Tekstslide

Spreken (2x)


Leerlingen nemen in groepjes een filmpje van ongeveer 4 minuten op over shoppen of restaurant.
Week 13: Projectweek

Slide 6 - Tekstslide

Grammatik A
Zinsontleding

Slide 7 - Tekstslide



In het Duits maak je gebruik van naamvallen, wat je moet weten:








onderwerp is hetzelfde als
1e naamval
meewerkend voorwerp is hetzelfde als
3e naamval
lijdend voorwerp is hetzelfde als
4e naamval
Zinsontleding

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontleed je een zin?
Stap 1: wat is de pv/het werkwoord?
Stap 2: wat is het onderwerp (1e naamval) in de zin?
              --> je stelt dan de vraag: wie/wat+gezegde
Stap 3: wat is het lijdend voorwerp (4e naamval) in de zin?
              --> je stelt dan de vraag: wie/wat+gezegde+onderwerp
Stap 4: wat is het meewerkend voorwerp (3e naamval) in de zin?
              --> je stelt dan de vraag: aan/voor wie+gezegde+onderwerp +                        lijdend voorwerp



*Je gaat dus van de 1e naamval, naar de 4e naamval, naar de 3e naamval.
*Het meewerkend voorwerp (3e naamval) hoeft niet altijd in een zin te staan.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld zinsontleding

Der Man gibt der Frau einen Kuss. 

Stap 1 pv/ww: gibt
Stap 2 ow: wie/wat+gezegde --> wie/wat gibt--> der Man    Stap 3 lv:  wie/wat+gezegde+ow --> wie/wat gibt der Man                        --> einen Kuss
Stap 4 mvw: aan/voor wie+gezegde+ow + lv --> aan/voor                             wie gibt der Man einen Kuss --> der Frau
(de man geeft de vrouw een kus)

Slide 10 - Tekstslide

Ontleden: Hij/hem regel
De hij/hem regel is een andere manier van zinsontleding.

Onderwerp (1e nv): hij
Meewerkend voorwerp (3e nv): aan/voor hem
Lijdend voorwerp (4e nv): hem


Der Mann       gibt          der Frau               einen Kuss.
Hij                                       AAN HEM             HEM
ow                                       mvw                      lv
1e nv                                    3e nv                     4e nv

Slide 11 - Tekstslide

Samen oefenen
1. Wir trinken ein Glas Mineralwasser.
2. Der Programmierer kauft einen Computer.
3. Die Kinder suchen den Ball.
4. Die Eltern schenken ihren Kindern Geld.
5. Der Polizist zeigt der Frau den Weg.
6. Angela schickt ihrem Bruder eine Postkarte.
7. George gibt dem Kind Schokolade.


Slide 12 - Tekstslide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 3 Lektion 1 Aufgabe 2, 8, 9, 10

  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 11:30





An die Arbeit!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide