Paragraaf 6.1 - Licht en kleur

Goedemorgen klas 1B3
  • Jassen uit. 
  • telefoon in de telefoontas.
  • niet eten en/of drinken.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 1B3
  • Jassen uit. 
  • telefoon in de telefoontas.
  • niet eten en/of drinken.

Slide 1 - Tekstslide

Planning komende periode 
maken paragraaf 6.1 

Slide 2 - Tekstslide

6.1 - Licht en kleur

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 6.1
  • Je kunt een voorbeeld noemen van een natuurlijke en kunstmatige lichtbron
  • je kunt beschrijven hoe je voorwerpen in je omgeving ziet
  • Je kunt uitleggen wat een spectrum is en hoe je een spectrum zichbaar maakt 
  • Je kunt uitleggen hoe je een voorwerp met een bepaalde kleur ziet bij verschillende kleuren licht

Slide 4 - Tekstslide

Lichtbronnen
Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron. 
       Natuurlijke lichtbronnen
  • De zon 
  • sterren      
  • kampvuur  
  • vuurvliegjes                                                                                                                                                                      Kunstmatige lichtbronnen zijn door de mens gemaakt.
  • Bureau lamp 
  • Led lampen 

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen. 
Selecteer de juiste lichtbron in de tweede kolom. 

spaarlamp
bliksem
kaars
ster
zaklamp
zon
kunstmatige lichtbron
kunstmatige lichtbron
kunstmatige lichtbron
natuurlijke lichtbron
natuurlijke lichtbron
natuurlijke lichtbron

Slide 6 - Sleepvraag

Het kleurenspectrum
We gaan terug naar de regenboog
De zon geeft een wit achtige kleur licht. 
Als het regent en de zon schijnt krijg je regenboog. Dit komt omdat de druppels water het licht breken in verschillende kleuren. 

Slide 7 - Tekstslide

Een prisma breekt het licht in alle kleuren

Slide 8 - Tekstslide

Het licht van de zon bestaat uit zes spectraalkleuren. 
Zet de kleuren uit het spectrum in de juiste volgorde.
rood
blauw
oranje
geel
groen
violet

Slide 9 - Sleepvraag

3 kleuren zijn het belangrijkst 
rood, blauw en groen 

Slide 10 - Tekstslide

terugkaatsen en absorberen 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

ledverlichting /  natriumlamp

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk volgende week
afmaken paragraaf 6.1 

Slide 14 - Tekstslide

De zakspectroscoop
Met een zakspectroscoop kun je de samenstelling van licht onderzoeken. Als je in de spectroscoop kijkt, zie je een spectrum van het licht van de lamp. Je kunt zo zien uit welke kleuren het licht bestaat.

Slide 15 - Tekstslide

Lamplicht
De meeste lampen geven licht dat uit verschillende kleuren bestaat. Normaalgesproken zie je die kleuren niet, je ziet alleen een mengkleur. In het licht van een gloeilamp zitten bijvoorbeeld alle kleuren van de regenboog. Toch heeft het licht van een gloeilamp geen duidelijke kleur – het is een beetje aan de gele kant.

Slide 16 - Tekstslide

Halogeen-lamp 

TL- lamp

Natriumlamp

Slide 17 - Tekstslide

Je ziet de spectra van drie soorten lampen.
Hoe heet het instrument waarmee je het spectrum van licht zichtbaar kunt maken?
A
lichtbron
B
prisma
C
spectroscoop

Slide 18 - Quizvraag

Een spectroscoop is een instrument dat je gebruikt bij onderzoek naar licht.
Wat is de functie van een spectroscoop?
A
lichtkleuren samenvoegen tot witlicht
B
licht scheiden in verschillende kleuren
C
vast stellen uit welke kleuren licht bestaat

Slide 19 - Quizvraag

'Warm' en 'koud' licht
 
 

Het licht van gloeilampen en tl-buizen lijkt veel op zonlicht: alle kleuren van de regenboog zitten erin. Toch zijn er verschillen. Het licht van een gloeilamp bevat meer rood dan zonlicht. Daardoor vinden veel mensen het licht van een gloeilamp ‘warm’. Het licht van een tl-buis bevat veel groen licht en weinig rood. Veel mensen vinden het daarom ‘koud licht’.

Slide 20 - Tekstslide

Gekleurde voorwerpen zien
Overdag worden de dingen om je heen door de zon verlicht. Je ziet de wereld om je heen dan in kleur. Die kleuren ontstaan doordat veel voorwerpen maar een deel van het zonlicht terugkaatsen. Een gele trui weerkaatst vooral geel licht, een rode trui vooral rood licht, een blauwe trui vooral blauw licht, enzovoort. Het licht dat niet wordt teruggekaatst, wordt geabsorbeerd (= opgenomen). Het licht wordt daarbij omgezet in warmte.


Slide 21 - Tekstslide

Mengkleuren
Veel kleuren in de wereld om je heen zijn mengkleuren. Bijvoorbeeld een bruine trui of een roze sjaal.

Witte voorwerpen kaatsen bijna al het zonlicht terug. Daarbij worden alle kleuren even sterk weerkaatst. In het weerkaatste licht vind je (net als in het zonlicht zelf) alle kleuren van de regenboog. 

Zwarte voorwerpen kaatsen maar weinig licht terug. Bijna al het zonlicht wordt geabsorbeerd, van welke kleur het ook is.

Slide 22 - Tekstslide

Magnesiumoxide is een kleurstof die in verf gebruikt wordt. Deze kleurstof weerkaatst 98% van het zonlicht dat erop valt.
Welke kleur heeft magnesiumoxide?
A
helder geel
B
fel rood
C
helder wit
D
diep zwart

Slide 23 - Quizvraag

Van ijzeroxide worden verschillende kleurstoffen gemaakt. Een van die kleurstoffen absorbeert meer dan 95% van het zonlicht dat erop valt.
Welke kleur heeft deze kleurstof van ijzeroxide?
A
rood
B
violet
C
wit
D
zwart

Slide 24 - Quizvraag

Het licht van lampen
Er zijn lampen die maar één kleur licht geven. De voorwerpen die je met zo’n lamp verlicht, kunnen alleen die ene kleur licht terugkaatsen: andere kleuren zijn er gewoon niet. De wereld ziet er dan heel anders uit dan je gewend bent.

Slide 25 - Tekstslide

Het licht van lampen
Voorwerpen die de kleur licht van de lamp terug kunnen kaatsen, zie je in de kleur van de lamp

Voorwerpen die de kleur licht van de lamp niet terug kunnen kaatsen, zie je in de kleur zwart

Slide 26 - Tekstslide

Natriumlampen
In straatlantaarns worden soms natriumlampen gebruikt, die zuiver geel licht geven. Een witte trui en een gele trui lijken onder een natriumlamp allebei geel. Het gele licht van de natriumlamp wordt door de twee truien grotendeels teruggekaatst. 
 
Als je een paarse trui bekijkt onder een natriumlamp, lijkt hij zwart. Dat komt doordat de paarse trui voornamelijk paars licht terugkaatst. Het gele licht van de natriumlamp wordt bijna helemaal geabsorbeerd. De trui kaatst dus zo goed als geen licht terug, waardoor hij zwart lijkt.

Slide 27 - Tekstslide

Lars heeft een wit shirt aan.
Max heeft een groen shirt aan.
Ismael heeft een geel shirt aan.
Ze staan alle drie onder een natriumlamp die alleen geel licht uitzendt.
Welke twee jongens lijken een shirt van dezelfde kleur aan te hebben?
A
Lars en Ismael
B
Ismael en Max
C
Lars en Max

Slide 28 - Quizvraag

Lisa heeft een wit shirt aan.
Anouk heeft een groen shirt aan.
Wassima heeft een blauw shirt aan.
Ze staan alle drie onder een natriumlamp die alleen geel licht uitzendt.
Welke twee meisjes lijken een shirt van dezelfde kleur aan te hebben?
A
Lisa en Anouk
B
Anouk en Wassima
C
Lisa en Wassima

Slide 29 - Quizvraag

Angel heeft een blauw T-shirt aan met een witte smiley.
Met welke kleur licht moet je op het shirt schijnen, zodat je de smiley niet ziet?
A
blauw
B
rood
C
groen
D
wit

Slide 30 - Quizvraag

0

Slide 31 - Video