Methodiek les 7, week 8 B-K1-W2 Doelen

Methodiek les 7 Doelen
B-K1-W2 Persoonlijke verzorging
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOBeroepsopleidingStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Methodiek les 7 Doelen
B-K1-W2 Persoonlijke verzorging

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag starten we met een nieuw werkproces
B-K1-W2
Persoonlijke verzorging

Slide 2 - Tekstslide

B-K2-W2 Persoonlijke verzorging- wat wordt er van je verwacht uiteindelijk te kunnen:
- De beroepskracht maatschappelijke zorg ondersteunt de cliënt bij het realiseren van doelen ten aanzien van de persoonlijke 
   lichamelijke verzorging, toiletgang, mobiliteit en het slaap/waakritme. ​

​- Ze zorgt er voor dat de cliënt zo veel mogelijk zelf de regie kan voeren en naastbetrokkenen zo veel mogelijk zelf kunnen doen 
   en vult waar nodig aan.​
​- Ze sluit hierbij aan bij de eigen kracht, mogelijkheden en beleving van de cliënt en naastbetrokkenen. ​
- ​Ze ondersteunt het optimaal lichamelijk en geestelijk welbevinden van de cliënt door gebruik te maken van aangepaste 
   materialen en ruimten. ​
​- Ze werkt aan het onderling vertrouwen en biedt de cliënt de mogelijkheid om persoonlijke en/of intieme vraagstukken te 
   bespreken. ​
- ​Ze toont voorbeeldgedrag en biedt de cliënt mogelijkheden om vaardigheden te leren. ​
- ​Ze is er alert op dat gedrag veroorzaakt kan worden door fysieke problemen of ongemakken. ​
​- Zij observeert en signaleert veranderingen in gedrag en gezondheid, beredeneert vervolgens welke volgende stappen 
   genomen moeten worden en onderneemt de benodigde stappen. ​
- ​Ze rapporteert bijzonderheden. ​















Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
De student benoemt de twee soorten doelen
De student beschrijft de basistreden binnen de piramide van Maslow
De student reproduceert hoe de kern van het doel te koppelen aan een basistrede binnen de piramide van Maslow.
De student beschrijft wat belangrijk is bij het maken van een hoofddoel.
De student benoemt de twee onderdelen van een werkdoel.
De student reproduceert de rangorde in de doelstellingen.
De student beschrijft een SMART-doel
De student benoemt de onderdelen van een cliëntendossier.
De student reproduceert de verschillende methoden van elektronische cliëntendossiers






Slide 4 - Tekstslide

Doelen
Om bij de volgende stap in de methodisch cirkel doelen te kunnen formuleren, zullen we eerst moeten weten wat voor doelen er zijn.
- Hoofddoelen
- Werkdoelen 


Slide 5 - Tekstslide

Wat voor soorten doelen heb je?
A
Hoofddoelen en Werkdoelen
B
Hoofddoelen en Subdoelen
C
Hoofddoelen en Arbeidsdoelen
D
Hoofdoelen en Bijdoelen

Slide 6 - Quizvraag

Hoofddoelen
Piramide van Maslow

Slide 7 - Tekstslide

Bij de piramide van Maslow valt 'familie' onder .....
A
Zelfactualisatie
B
Erkenning
C
Sociale behoefte
D
Zekerheid

Slide 8 - Quizvraag

Hoofddoelen 2
Twee doelstellingen die te maken hebben met de kern van het bestaan en die je een plek zou kunnen geven in één van de basistreden van de behoeftepiramide van Maslov zijn bijvoorbeeld:
- ‘Mevrouw Van Putten heeft haar handicap geaccepteerd.’
- ‘Mevrouw Van Putten heeft weer een zingeving in haar 
    dagbesteding gevonden.’

Slide 9 - Tekstslide

Hoofddoelen 3
Het is belangrijk dat een doel ook te meten is. 

Een meetbare doelstelling kan zijn: 

‘Mevrouw Van Putten is in staat haar boodschappen zelfstandig te doen, eventueel met hulpmiddelen.’

Slide 10 - Tekstslide

Wat is belangrijk voor een doel?
Je moet het kunnen....
A
weten
B
meten
C
lezen
D
wezen

Slide 11 - Quizvraag

Werkdoelen
In de meetbare doelstelling vallen twee onderdelen op, namelijk:

- Zelfstandig doen is het eerste onderdeel, het gedragsonderdeel (hetgeen je teweeg wilt 
   brengen bij de cliënt, de actie, de gedragskenmerken die je van de cliënt wilt zien). 
   Dit is het  gedeelte dat een relatie heeft met het accepteren van de handicap of het hebben   
   van een zingeving in haar dagbesteding.
- Boodschappen is hier het activiteitenonderdeel, dat te maken heeft met het middel, de 
   activiteit. Met dit gedeelte ga je verder door er werkdoelen van te formuleren.

Om het werkdoel – dat wat je concreet wilt bereiken – duidelijk te maken, moet je allereerst het activiteitenonderdeel – boodschappen doen – concreet maken.


Slide 12 - Tekstslide

"Zelfstandig doen" is een
A
activiteitenonderdeel
B
gedragsonderdeel

Slide 13 - Quizvraag

Werkdoelen 2
Boodschappen doen bestaat onder andere uit: een boodschappenlijstje maken, naar de winkel wandelen, de benodigde spullen uitzoeken, deze afrekenen en naar huis wandelen. ​


Het klinkt wellicht wat overdreven om ‘boodschappen doen’ zo gedetailleerd te omschrijven, maar als je dat niet doet, ontdek je dat iedereen iets anders onder dit begrip verstaat. ​

Zo’n gedetailleerde beschrijving geeft je bovendien de gelegenheid een stappenplan te maken. ​

Zoals je ziet bestaat het activiteitenonderdeel van de doelstelling uit heel veel verschillende activiteiten. Als je op basis van die gegevens je doel formuleert, ziet dat er als volgt uit:





Slide 14 - Tekstslide

Werkdoelen 3
Voorbeeld​

​‘Mevrouw Van Putten is in staat een boodschappenlijstje samen te stellen.’​
​‘Mevrouw Van Putten kan naar de winkel wandelen.’​
​‘Mevrouw Van Putten kan de gewenste artikelen uit de schappen krijgen.’​
​‘Mevrouw Van Putten kan de boodschappen afrekenen.’​
Het eerste onderdeel komt aan de orde als je het begrip ‘zelfstandig’ uitwerkt. ​
Daarbij moeten de volgende punten aan de orde komen: ​
- Maakt ze het lijstje zonder hulp? ​
- Gaat ze op eigen initiatief en op eigen gelegenheid naar de winkel? ​
- Maakt ze zelf haar keuzes? ​
- Heeft ze bij het afrekenen hulp nodig? ​
​Die punten formuleer je ook in je doelstelling, maar je werkt vanuit het activiteitenonderdeel. De doelstelling wordt dan geformuleerd als:​
















Slide 15 - Tekstslide

Werkdoelen 4
Voorbeeld​

​‘Mevrouw Van Putten is in staat om zonder hulp een boodschappenlijstje samen te stellen.’​
​‘Mevrouw Van Putten kan op eigen gelegenheid (met haar rollator) naar de winkel wandelen.’​
​‘Mevrouw Van Putten kan zonder begeleiding de gewenste artikelen in het 
  boodschappenwagentje krijgen.’​
​‘Mevrouw Van Putten kan zonder hulp van anderen afrekenen.’​
Je hebt de doelstelling op deze manier uit elkaar gehaald in een agogisch onderdeel (het eerste) en een activiteitenonderdeel (het tweede). ​ Dit is belangrijk voor de opbouw van je activiteit.
​Het activiteitenonderdeel kan nu behulpzaam zijn bij de activiteitenkeuze. ​
​Het agogische onderdeel helpt bij het kiezen van een juiste begeleidingsvorm, passend bij het gedrag van de cliënt dat je wilt stimuleren. ​ 















Slide 16 - Tekstslide

Werkdoelen bestaan uit zowel een
A
pedagogisch- als een interactieonderdeel
B
psychologisch- als een eigenheidsonderdeel
C
podologisch- als een samenwerkingsonderdeel
D
agogisch- als een activiteitenonderdeel

Slide 17 - Quizvraag

Doelstelling en hulpvraag

Je hebt te maken met een hiërarchie van doelstellingen, dat wil zeggen dat de ene doelstelling is afgeleid uit een hogere, meer omvattender doelstelling. ​
​Er is een rangorde in de doelstellingen. ​
​Dit is hiervoor uitgelegd, maar een doelstelling heeft ook een rangorde in hiërarchie als het gaat om tijd. ​
- ​Als je wilt leren zwemmen, moet je eerst de tijd nemen om watervrij te worden. ​
- ​Je moet eerst met kurkjes leren drijven en de zwemslag leren om onder water te kunnen 
    zwemmen









Slide 18 - Tekstslide

Doelstelling formuleren

Bij de volgende doelstelling is mevrouw Van Putten het onderwerp van de doelstelling:​

‘Mevrouw Van Putten zet zelfstandig koffie.’​

Het is immers haar hulpvraag waarop de doelstelling is geformuleerd. In het proces van voorbereiding om weer zelfstandig thuis te kunnen wonen staat zij centraal.





Slide 19 - Tekstslide

Formuleer kort en duidelijk​

- ​‘Mevrouw Van Putten zet zelfstandig koffie.’​
Hoe korter je doelstelling, hoe duidelijker het is waar je naartoe werkt. ​
Gecompliceerde en moeilijk te halen doelstellingen werken vaak demotiverend. ​
​Het is dan beter om zo’n doelstelling te verdelen in een aantal subdoelen die wel kort en overzichtelijker zijn. ​
Elk gehaald subdoel werkt als een beloning. ​

Het is een bevestiging van ‘dat heb ik maar weer mooi gehaald’ en zal een uitnodigend effect hebben voor het volgende subdoel.​











Slide 20 - Tekstslide

Om een doelstelling zo duidelijk mogelijk te maken, schrijf je deze...
A
uitgebreid
B
lang
C
kort
D
in steno

Slide 21 - Quizvraag

Formuleer SMART - herhaling

Een goed geformuleerde doelstelling kun je toetsen aan de SMART-principes.​
S = specifiek: de doelstelling is begrijpelijk en voor maar één uitleg vatbaar.​
M = meetbaar: de doelstelling is meetbaar, toetsbaar en concreet.​
A = acceptabel: de doelstelling is voor iedereen zo geformuleerd dat zij erachter kunnen staan.​
R = realistisch: de doelstelling is haalbaar dus niet te moeilijk.​
T = tijdgebonden: de doelstelling is in tijd te overzien.​

Een doelstelling is vaak te algemeen zoals: ‘Mevrouw Van Putten wil tuinieren’.​








Slide 22 - Tekstslide

Schrijf hier een SMART-doel op

Slide 23 - Woordweb

Een goed SMART-doel
Op 12 juni 2021 kan Jan zelfstandig zijn schoenen strikken.

Slide 24 - Tekstslide

Oefening cliëntendossier
In een cliëntdossier staat alle informatie die relevant is voor de zorg, begeleiding en de behandelingen van jouw cliënt.

Opdracht 1
Zoek op het internet op:
Uit welke onderdelen bestaat een cliëntdossier? Noem er minimaal vijf.

Opdracht 2
Ga in gesprek met een medestudent. Stel vragen zodat je voldoende informatie hebt over je medestudent om de vijf onderdelen in kaart te kunnen brengen.

Opdracht 3 - volgende slide










Slide 25 - Tekstslide

Oefening cliëntendossier
Opdracht 3
Tegenwoordig worden cliëntdossiers vooral digitaal bewaard.
- Wat zijn de voordelen van een elektronisch cliëntdossier (ECD)?
- Welke ECD’s ken je allemaal? Noem er minimaal vier.
- Kies er één uit. Leg uit waarom je voor deze hebt gekozen.
- Wat zijn de voordelen van dit elektronisch cliëntdossier?
- Wat zijn de nadelen?
- Welke tips zou je geven aan een collega over taalgebruik in een cliëntdossier?
- Hoe houd je rekening met de gegevens van de cliënt mb.t. privacy?

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen behaald
De student benoemt de twee soorten doelen
De student beschrijft de basistreden binnen de piramide van Maslow
De student reproduceert hoe de kern van het doel te koppelen aan een basistrede binnen de piramide van Maslow.
De student beschrijft wat belangrijk is bij het maken van een hoofddoel.
De student benoemt de twee onderdelen van een werkdoel.
De student reproduceert de rangorde in de doelstellingen.
De student beschrijft een SMART-doel
De student benoemt de onderdelen van een cliëntendossier.
De student reproduceert de verschillende methoden van elektronische cliëntendossiers

Slide 27 - Tekstslide

Tips & Tops

Slide 28 - Tekstslide