Grammatik Jahr 3

Guten Morgen!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Guten Morgen!

Slide 1 - Tekstslide

Kombiniere die Personalpronomen 
mit der richtigen Übersetzung
ich
er
du
man
sie
wir
ihr
Sie
jij
ik
wij
hij
zij
U
jullie
men

Slide 2 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 3 - Sleepvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 4 - Sleepvraag

Frau (f)
Mann (m)
Kind (s)
Kinder (pl)
Kombiniere die Artikel mit den Nomen
der
die
die
das
ein
ein
eine
keine

Slide 5 - Sleepvraag

Kuh
Kombiniere die Artikel mit den Nomen
Mittwoch
Kette
Lehrer
Märchen
Ei
der
die
das
der
die
das

Slide 6 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 7 - Sleepvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 8 - Sleepvraag

(Heb jij) Lust zu grillen?
(Ik ben) gern am Strand.
Im Dezember (is het) kalt.
Julius (heeft) nur abends Zeit.
(Zijn) die Straßen heute glatt?
(Hebben) deine Eltern die Reise schon gebucht?
ist es
ich bin
hat
sind
hast du
haben

Slide 9 - Sleepvraag

timer
1:00
die
der
das
Mann
Frau
Kind
Junge
Schule
Mädchen

Haus
Lehrer

Lehrerin

Slide 10 - Sleepvraag

-e
-st
-en
-t
-en
-t
ich
du
er/sie/es
wir
sie/Sie
ihr

Slide 11 - Sleepvraag

ich
du
er/ sie es
wir
ihr
Sie/ sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen

Slide 12 - Sleepvraag

 Das Verb haben in de verleden tijd!
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 13 - Sleepvraag

ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie/ sie
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
Hoe zat het ook alweer?
e
st
t
en
en
t

Slide 14 - Sleepvraag

Das Verb sein in de verleden tijd!
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 15 - Sleepvraag

Michael ........ zwei Brüder.

A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten

Slide 16 - Quizvraag

.......................... ihr im Laden?
A
waren
B
Ist
C
wart
D
Sein

Slide 17 - Quizvraag

Gestern ... (was) ein komischer Tag.
A
war
B
wart
C
hattet
D
hatten

Slide 18 - Quizvraag

ik was

Slide 19 - Open vraag

jullie waren

Slide 20 - Open vraag

jij had

Slide 21 - Open vraag

regelmatige werkwoorden
stam op -d of -t

Slide 22 - Tekstslide

Seit wann ... du?
A
reitet
B
reitest

Slide 23 - Quizvraag

Warum ... er nicht?
A
antwortet
B
antwortest
C
antworted
D
andworest

Slide 24 - Quizvraag

Tim und Laura ... nicht mehr mit mir.
A
reden
B
redet
C
red
D
redest

Slide 25 - Quizvraag

reden
... du gern über Geld?

Slide 26 - Open vraag

reiten
Ich ... ein braunes Pony.

Slide 27 - Open vraag

Stam van een werkwoord in het Duits is?
A
de ik vorm
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord -n
D
het hele werkwoord -en

Slide 28 - Quizvraag

es (arbeiten)
A
arbeitet
B
arbeitest
C
arbeiten
D
arbeite

Slide 29 - Quizvraag

du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst

Slide 30 - Quizvraag

Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt

Slide 31 - Quizvraag

ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet

Slide 32 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (horen) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen

Slide 33 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 34 - Quizvraag

timer
1:30
Diese Stunde habe ich gelernt ...

Slide 35 - Woordweb

timer
2:00
starke Verben
schwache Verben
fahren
machen
heißen
nehmen
gehen
fallen

Slide 36 - Sleepvraag

Starke Verben
Schwache Verben
Stammvormen zijn onregelmatig
Stammvormen zijn regelmatig
Het voltooid deelwoord krijgt „ge-"aan het begin en aan het eind „-en“
Het voltooid deelwoord krijgt „ge-"aan het begin en aan het eind „-t“
De klinker verandert in de verleden tijd
Er is geen klinkerverandering in de verleden tijd

Slide 37 - Sleepvraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord moet je "Das Training" vervangen?
Kies uit: er, sie, es of sie
Das Training dauert drei Stunden.

Slide 38 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "der Stuhl" vervangen? Kies uit: er, sie, es of sie (mv)
Der Stuhl steht im Wohnzimmer.

Slide 39 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je " die Villa" vervangen? Kies uit: er, sie, es of sie (mv)
Die Villa steht in Berlin.

Slide 40 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je " die Mäuse" vervangen? Kies uit: er, sie, es of sie (mv)
Die Mäuse essen gerne Käse.

Slide 41 - Open vraag

Welke vervoeging hoort bij welke vorm van de idewis?
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
spiele
spielst
spielt
spielen
spielt
spielen
heiße
heißt
heißt
heißen
heißen
heißt

Slide 42 - Sleepvraag

geef het voltooid deelwoord
reden

Slide 43 - Open vraag

geef het voltooid deelwoord
spielen

Slide 44 - Open vraag

geef het voltooid deelwoord
hören

Slide 45 - Open vraag

Martin ... Nudeln ... (kochen).

Slide 46 - Open vraag

Du ... diese Frage richtig ... (antworten).

Slide 47 - Open vraag

Du ... viel ... (lernen).

Slide 48 - Open vraag

Slide 49 - Tekstslide