10.5 Genexpressie

Thema 10 DNA
B5: Genexpressie

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 10 DNA
B5: Genexpressie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij 
- prokaryoten (organisme zonder kern) en 
- eukaryoten(organisme met kern).
  • Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genregulatie / Genexpressie
genregulatie
het aan- en uitzetten van een gen

genexpressie (=het aanstaan)
de informatie van het DNA 
wordt overgeschreven tot RNA, mRNA wordt tijdens translatie omgezet tot een eiwit

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van genregulatie
* variatie in intensiteit van genexpressie 

enzymen nodig voor basisfunctie cel                    altijd expressie
enzymen voor specifieke functie cel             niet altijd expressie

* voorkomen van verspilling grondstoffen en energie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Operon: 
- stuk DNA met regulatorgen, promotor, operator en structuurgenen  
- alle genen die vorming van eiwit reguleren 
- bij prokaryoten codeert het regulatorgen voor een repressor


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan uit
genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan aan
structuurgenen bevatten de informatie voor eiwitten

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repressie in afwezigheid van lactose
  • regulatorgen codeert voor repressor.
  • geen lactose, geen transcriptie
  • repressor blokkeert operator
  • RNA polymerase geblokkeerd
  • structuurgenen kunnen niet afgelezen worden.
  • regulatorgen codeert voor repressor.
  • - geen lactose, geen transcriptie
  • - repressor blokkeert operator
  • - RNA polymerase geblokkeerd
  • - structuurgenen kunnen niet afgelezen worden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opheffen respressie
Is lactose aanwezig in het medium?
Lactase moet worden gevormd
Lactose werkt als inductor:
het bindt de repressor, deze laat de operator los
RNA polymerase kan structuurgenen aflezen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

afbraak van lactose met behulp van enzym
bij E.coli (een bacterie)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opheffing repressie
  •  inductor lactose bindt repressor
  • repressor kan operator niet meer blokkeren
  • RNA polymerase leest structuurgenen z, y, a
  • transcriptie van mRNA
  • eiwitsynthese van enzymen (B-galactosidase) voor vertering lactose

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gen staat uit
Gen staat aan

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repressor/Corepressor
Repressors kunnen inactief worden gemaakt:
- Inductor bindt repressor waardoor operator vrijkomt

Of actief worden gemaakt:
- corepressor bindt aan repressor
- actieve repressor bindt aan operator

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repressors kunnen inactief worden gemaakt
- Inductor bindt repressor waardoor operator vrijkomt
Of actief worden gemaakt:
- corepressor bindt aan 
repressor
- actieve repressor bindt 
aan operator

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is genexpressie?
A
het tot uiting komen van een gen
B
het afgelezen worden van een gen
C
het maken van eiwitten op ribosomen
D
het maken van verschillende celtypen

Slide 15 - Quizvraag

Genexpressie is het tot uiting komen van genen. Hiervoor moet het gen afgelezen worden, en worden vertaald naar een eiwit. Genexpressie zorgt ervoor dat er verschillende celtypen (kunnen) bestaan. 
Waarom is het voor E. coli gunstig om deze enzymen niet altijd te maken?
A
Als er te veel zijn is het giftig
B
Zonder lactose zijn ze niet nodig
C
De omgeving maakt deze enzymen ook

Slide 16 - Quizvraag

De enzymen voor de afbraak van lactose worden alleen gemaakt als er lactose als voedingsstof aanwezig is. Als de enzymen zouden worden afgeschreven terwijl er geen lactose aanwezig is, kost dit kostbare bouwstoffen (RNA, aminozuren), terwijl het enzym niks te doen heeft. Het kost dan dus bouwstenen en energie om het enzym te maken, maar de cel krijgt er niks voor terug.
Wat is de situatie?
A
Veel lactose, repressor inactief
B
Veel lactose, repressor actief
C
Weinig lactose, repressor inactief
D
Weinig lactose, repressor actief

Slide 17 - Quizvraag

Er is veel lactose en de repressor is inactief. Dit kan je zien aan het feit dat de structuurgenen worden afgelezen. De structuurgenen worden alleen afgelezen als de repressor inactief is, en de repressor is alleen inactief als er veel lactose is. 

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lees tekst B4.5
m opdr 29

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stamcellen
Alle +/- 220 celtypen in een volwassen mens zijn ontstaan uit stamcellen 

Slide 20 - Tekstslide

Bij eukaryoten is de regulatie van genexpressie ingewikkelder. Wij hebben als mens ongeveer 220 verschillende celtypen, die allemaal zijn ontstaan uit één zygote. Om zoveel verschillende celtypen te kunnen vormen is complexe regulatie nodig.
Typen stamcellen
Stamcellen - cellen die nog niet (volledig) zijn gespecialiseerd en zich onbeperkt kunnen delen. 

Omnipotent/totipotent:
na 1e deling bevruchte eicel
pluripotent:
ontwikkeling tot alle celtypen van het organisme
multipotent
onwikkeling tot beperkt aantal celtypen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genregulatie eukaryote stamcellen
Stamcellen, kankercellen, 
 zaadcelmoeder- en eicelmoedercellen 
kunnen onbeperkt blijven delen.
Telomerase verlengt het telomeer.
In normale lichaamscellen wordt het telomeer steeds korter,
de cel kan beperkt delen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telomerase
  • Telomerase maakt telomeer weer compleet 
  • In meeste cellen onderdrukt


Werking telomerase niet in detail leren

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

regulatorgenen coderen in eukaryoten voor transcriptiefactoren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LES TRANSCRIPTIE:
RNA-polymerase bindt aan het DNA-startpunt (promotor), MITS er transscriptiefactoren aan vastzitten. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Apoptose
= Geprogrammeerde celdood. 
geregeld door het gen/eiwit p53

Is een cel ongewenst? Enzymen doden de cel doden zodra ze worden geactiveerd. 

Het cytoskelet wordt afgebroken,  het DNA wordt in stukjes geknipt.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden apoptose

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdrachten
Maak t/m 34

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genregulatie bij volwassenen
De genregulatie kan inhaken op alle tussenstappen bij eiwitsynthese. 

Aan bod komen regulatie via
1.  Transcriptiefactoren  
2. DNA-methylering
3.  RNA-interferentie met miRNA

Epigenetica

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Genregulatie door transcriptiefactoren

Activators binden een specifieke DNA-sequentie genaamd enhancer. --> AAN

Repressors binden een speciefieke DNA-sequentie en blokkeren RNA-polymerase.  
--> UIT

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Genregulering door
DNA-methylering
Bepaalde stoffen kunnen de histonen ertoe aanzetten het DNA steviger/ losser te binden: DNA meer/minder af gelezen.

DNA-methylering:  
Methyl-groep bindt DNA
Meestal aan C, cytosine 
DNA niet meer afleesbaar 
Erfelijk  
Nucleotide volgorde verandert niet

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Genregulatie door
RNA-interferentie= RNAi

Doel: afbreken van mRNA in de celkern, zodat translatie wordt voorkomen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RNAi
RNA-interferentie
miRNA

Slide 36 - Tekstslide

microRNA bindt aan een eiwitcomplex en zorgt ervoor dat het mRNA niet kan worden afgelezen. 

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Epigenetica
= wetenschap over de omkeerbare veranderingen in de activiteit van genen, die niet het gevolg zijn van veranderingen in de nucleotidevolgorde in het DNA.
 o.a. de histonbinding en DNA-methylering 
bv honger, stress, roken 

 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Genregulatie bij volwassenen
De genregulatie kan inhaken op alle tussenstappen bij eiwitsynthese. 

Aan bod komen regulatie via
1.  Transcriptiefactoren  
2.  DNA-methylering
3.  RNA-interferentie met miRNA

Epigenetica

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak kan een stamcel zich delen?
A
maximaal 1 keer
B
een beperkt aantal keer
C
oneindig vaak

Slide 41 - Quizvraag

In stamcellen is telomerase actief. de telomeren worden dus bij elke deling verlengd, waardoor de cel kan blijven delen. 
Bij prokaryoten bindt RNA-polymerase aan de promotor als daar ook transcriptiefactoren gebonden zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer een gen aan staat, kan door transcriptie RNA ontstaan en door translatie een eiwit
A
juist
B
onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je transcriptiefactoren die leiden tot meer genexpressie?
A
enhancer
B
repressor
C
activator

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor staat de afkorting miRNA?
A
medium interfering RNA
B
micro RNA
C
messenger insert RNA
D
micro interfering RNA

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een gen zijn 7 exons. Na transcriptie kunnen door alternative splicing meerdere mRNA's ontstaan die worden vertaald verschillende eiwitten.
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA-methylering houdt in:
A
De allelen worden niet goed gelezen.
B
De allelen worden beter afgelezen.
C
Het aflezen van allelen wordt beter of minder.

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Leer 4.1 t/m 4.5

Maken opdr. 58 t/m 71

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies