Hoofdstuk 4 herhaling les twee

Rusland wordt communistisch
De revoluties
De burgeroorlog en Vijfjarenplannen
De weg naar de totalitaire staat
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rusland wordt communistisch
De revoluties
De burgeroorlog en Vijfjarenplannen
De weg naar de totalitaire staat

Slide 1 - Tekstslide

Waarom bracht de Doema geen oplossing?
A
De boeren mochten er niet in
B
De Doema had geen inspraak
C
De Doema was het nooit eens
D
De tsaar had veel aanhangers in de Doema

Slide 2 - Quizvraag

Waardoor ontstond de Februarirevolutie?
A
Doordat de tsaar de lijfeigenschap niet afschafde
B
Doordat er grote hongersnoden waren in Rusland
C
Doordat Rusland de Eerste Wereldoorlog aan het verliezen was
D
Doordat de bojaren het meeste voedsel opeisten en verkochten aan het buitenland

Slide 3 - Quizvraag

De Eerste Wereldoorlog
Het Russische leger moest zich steeds verder terugtrekken; ze leden de ene na de andere nederlaag. 

Veel Russische soldaten stierven, mede door een tekort aan materialen.
Soldaten keerden zich tegen de tsaar en kozen raden, sovjets, om hen te vertegenwoordigen. Ook de arbeiders en de boeren kozen hun eigen sovjets.

Slide 4 - Tekstslide

De Februarirevolutie
In februari 1917 kwam het volk in opstand tegen de tsaar. Het leger koos de kant van het volk. De tsaar moest aftreden en er kwam een Voorlope Regering. De oorlog ging door.
Mirs pakten grond af van de bojaren. Frontsoldaten deserteerden massaal om grond in bezit te krijgen.

Slide 5 - Tekstslide

De Oktoberrevolutie
Lenin, gesteund door Duits geld, bestormt het Winterpaleis en arresteert de Voorlopige Regering.

In feite was het een staatsgreep, maar via propaganda heeft men het een revolutie laten lijken.

Lenin sloot vrede met Duitsland.

Slide 6 - Tekstslide

De Burgeroorlog
Het Witte leger tegenover het Rode Leger.
Tsaristen tegenover de Bolsjewieken.
De bourgeoisie tegen de arme boeren.

Het Rode Leger, onder leiding van Trotski, wist te winnen.

Slide 7 - Tekstslide

Het oorlogscommunisme
Het platteland moest voedsel leveren voor de militairen en fabrieksarbeiders. Dit ging mis: De Mirs pakten grond af van de bojaren. Ook staken ze de bolsjewistische brigades neer, die het vlees op graan kwam halen. Hiervoor werden de boeren keihard gestrafd.

Stakingen werden keihard neergeslagen.

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwe Economische Politiek
1921: Invoering NEP: Boeren mogen weer marktgericht werken. Ook kleine fabrieken en winkeliers mochten marktgericht werken.

Na Lenins' dood kwam de machtsstrijd tussen Stalin en Trotski.
Toen Stalin eenmaal won begon de collectivisatie en de Vijfjarenplannen

Slide 9 - Tekstslide

Leninisme en Stalinisme
Lenin: De partij voert de revolutie uit namens de arbeidersklasse.
Stalin: De Revolutie van één man, namens de partij.
Stalin wantrouwde iedereen, het gevolg was terreur. Niemand was zeker en iedereen kon opgepakt worden.

Slide 10 - Tekstslide

De totalitaire staat
Stalin werd verheerlijkt. Schoolboeken, werk en zelfs vrijetijd stond in het teken van het communisme.

De ideologie dicteerde het dagelijkse leven.

Slide 11 - Tekstslide

Met welke revolutie kwam er een einde aan de macht van de tsaar?
A
De communistische revolutie
B
De februarirevolutie
C
De oktoberrevolutie
D
De arbeidersrevolutie

Slide 12 - Quizvraag

Waardoor ontstond er nog een tweede revolutie?

Slide 13 - Open vraag

Welk leger organiseerde Trotski?
A
Het Witte leger
B
Het Gele leger
C
Het Rode leger
D
Het Zwarte leger

Slide 14 - Quizvraag

Leg zo goed mogelijk uit hoe het oorlogscommunisme werkte

Slide 15 - Open vraag

Hoe verschilde de Nieuwe Economische Politiek met het oorlogscommunisme?

Slide 16 - Open vraag

Wat bedoelen we met 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen bedoelt
C
Stalin zijn autobiografie
D
De gevangenissen en werkkampen in Siberië

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer is een staat een totalitaire staat?

Slide 18 - Open vraag

Is er nog een onderdeel van het hoofdstuk wat je niet goed begrijpt?
Stel hier je vraag!

Slide 19 - Open vraag