Paragraaf 3 en 4 krachten samenstellen en ontbinden H1 krachten

paragraaf 3 resulterende kracht
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

paragraaf 3 resulterende kracht

Slide 1 - Tekstslide

paragraaf 3 resulterende kracht
De Resulterende kracht is de kracht die alle andere krachten kan vervangen en toch hetzelfde effect geeft.

Slide 2 - Tekstslide

paragraaf 3 resulterende kracht
Bij krachten die onder een hoek met elkaar staan, moet je de parallellogrammethode of 
de kop,staart-methode gebruiken. Deze krachten mag je NOOIT optellen of aftrekken! Je kunt bij krachten die onder een hoek van 90 graden met elkaar staan ook de resulterende kracht berekenen met de stelling van pythagoras. zie filmpjes op wetenschapsschool of via de link: kopstaart-methode

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De krachten in de touwen zijn 200N.
Bepaal de resulterende kracht bij 
Een schaal van 1cm = 50N

Slide 5 - Tekstslide

juist/onjuist: krachten die tegengesteld gericht zijn mag je optellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Femke en Marije trekken samen een kar voort. ze trekken beiden dezelfde kant op. De resulterende kracht van de dames kun je berekenen door....
A
de krachten op te tellen
B
de krachten van elkaar af te halen
C
de parallelogrammethode te gebruiken
D
geen van deze

Slide 7 - Quizvraag

Tim Trekt samen met Harry aan een touw. Tim trekt met een kracht van 560N naar links. Harry trekt met een kracht van 710N naar rechts. Hoe groot is de resulterende kracht? geef ook de richting aan!

Slide 8 - Open vraag

Simon en Aad besturen beide trekschuiten. De schuiten trekken beide met 2kN onder een hoek van 45 graden met elkaar. Maak een tekening op schaal en bepaal de resultante in Newton.

Slide 9 - Open vraag

Herhaling krachten samenstellen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

1 cm = 1000N

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

paragraaf 4 krachten evenwicht

en

Paragraaf 5 eerste wet van newton

Slide 18 - Tekstslide

paragraaf 5 eerste wet van newton

1.) Als een voorwerp in rust is (snelheid = 0m/s), dan geldt: Fr = 0 N






het blokje is in rust (ligt stil op tafel) --> V=0m/s

Fr = 0N, want Fn en Fz liggen op dezelfde werklijn en zijn tegengesteld gericht, dus mag je ze van elkaar aftrekken Fn-Fz = 0N

Slide 19 - Tekstslide

paragraaf 4 krachten evenwicht

Slide 20 - Tekstslide

paragraaf 5 eerste wet van newton
2.) Als een voorwerp een constante snelheid heeft (niet versnellen/vertragen, maar eenparig bewegen) dan geldt: Fr = 0N
Fr = niet 0N
Fr = 0N
Fr = niet 0N

Slide 21 - Tekstslide

Paragraaf 5 eerste wet van newton

Als Fr = 0N, dan geldt:


1.) Een voorwerp is in rust (v=0m/s)

of

2.) indien het voorwerp al een snelheid had, dan beweegt dit voorwerp met constante snelheid (eenparig) voort! (niet versnellen/vertragen)


Slide 22 - Tekstslide

bekijk de afbeelding van marry op de scooter. wat voor soort beweging voort marry uit?
A
een eenparige beweging (constante snelheid)
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
D
dat kun je niet zeggen

Slide 23 - Quizvraag

bekijk de afbeelding van Femke op de fiets. Femke reed met constante snelheid, wat voor soort beweging voort Femke uit nu de twee krachten op haar werken?
A
een eenparige beweging (constante snelheid)
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
D
dat kun je niet zeggen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Paragraaf 4 krachten evenwicht

in de afbeelding zie je een massablokje dat aan een touwtje hangt.


ga na:


zonder dit touwtje zou het blokje onder invloed van

de zwaartekracht naar beneden vallen.


omdat het blokje in rust is, weten we ook dat er een

krachtenevenwicht is, dus dat Fr = 0N



Slide 30 - Tekstslide

paragraaf 4 krachten evenwicht
Op het blokje werkt de zwaartekracht (Fz). Omdat het blokje stil hangt moet de resulterende kracht 0 newton zijn. De pijl die omhoog is getekend (in de linker afbeelding) moet dus de zwaartekracht tegen gaan (even groot zijn) en tegengesteld gericht. De kracht die omhoog is getekend (in de linkerafbeelding) moet worden geleverd door het touw (spankrachten). De pijl omhoog is dus de resulterende kracht van Fs linker touw en Fs rechter touw. in de rechter afbeelding zie je de spankrachten met rood getekend die de pijl omhoog leveren.

Slide 31 - Tekstslide

paragraaf 4 krachten ontbinden

de spankrachten links en rechts in het touw kun je

dus vinden door de kracht die recht omhoog

is getekend te ontbinden. je doet dit door parallel

aan het ene touw een lijn te trekken langs de punt

van de pijl omhoog en parallel langs het andere

touw een lijn te trekken langs de kop van de pijl.

het punt waar het touw geraakt wordt door de

stippellijn dat is het einde van de spankracht.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

De pijl wordt met een kracht van 600N weggeschoten. Vindt de spankrachten in de touwen van de boog en bepaal de grootte van deze krachten.

Slide 43 - Tekstslide

wanneer een voorwerp met constante snelheid beweegt, wat geldt er dan voor Fr?

Fr = ?

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Tekstslide