gehele les Path p2 week 2 - bewegingsstelsel

• pathologie
• MBO
• Studiejaar 1

Quizvragen

Er volgen nu een aantal quizvragen over week 1.

Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Wat bedoelen we met perfusie?
(30 Sec)

1. verversing van lucht in de longblaasjes door inademen
2. de bloeddoorstroming in de longen
3. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide tussen de longblaasjes en de bloedvaten
4. een vorm van passief celtransport

Wat is een ander woord voor kortademigheid?
(20 sec)

1. stridor
2. dyspneu
3. apneu
4. tachypneu

Wanneer spreken we van tachypneu?
(30 sec)

1. Bij meer dan 12 ademhalingen per minuut
2. Bij minder dan 12 ademhalingen per minuut
3. Bij meer dan 20 ademhalingen per minuut
4. Bij minder dan 20 ademhalingen per minuut

Wat is hyperventilatie?
(30 sec)

1. Een versnelde en diepe ademhaling
2. Een langzame en diepe ademhaling
3. Een versnelde en oppervlakkige ademhaling
4. Een langzame en oppervlakkige ademhaling

Wat kan je meten met een spirometrie?
(30 Sec)

1. De hoeveelheid lucht die iemand in 1 sec uitblaast
2. De hoeveelheid longblaasje die iemand heeft
3. De hoeveelheid lucht die iemand in 1 sec inademt
4. De hoeveelheid longblaasje die kapot zijn.

Wat is hemoptoë?

1. ophoesten van dun slijm
2. ophoesten van gal
3. ophoesten van dik slijm
4. ophoesten van bloed

Wat is een Cheyne-Stokes ademhaling?

1. een ademstilstand
2. een snelle en diepe ademhaling als gevolg van emoties, spanningen
3. een verdiepte en versnelde ademhaling als gevolg van verzuring van het bloed
4. een onregelmatige ademhaling met pauzes

Een zorgvrager heeft geprikkelde luchtwegen door bijv een ontsteking. Maar bij het hoesten komt er weinig slijm vrij. Hoe noem je deze hoest

1. kriebelhoest
2. productieve hoest
3. slijmhoest
4. niet-productieve hoest

Slijmhoest

Kriebelhoest

hemoptoe

Welke oorzaken horen waarbij? 

verkoudheid/luchtweginfectie, chronische longziekten (bijv COPD), allergie in de luchtwegen, roken of vapen en luchtverontreiniging

verkoudheid/luchtweginfectie, prikkelende stoffen als rook of damp, allergie in de luchtwegen, sommige medicijenn, roken of vapen.

ernstige pneumonie, longcarcinoom, tuberculose, schade na ontstekingen, longembolie, longoedeem

Wat is een pneumothorax?

1. een longontsteking
2. een klaplong
3. benauwdheid
4. een hoorbare oppervlakkige ademhaling

Wat wordt er gedaan bij een sputumkweek?

1. er wordt een stukje longweefsel (biopt) onderzocht
2. er wordt opgehoest slijm onderzocht
3. de longinhoud wordt gemeten
4. er wordt bloed onderzocht

Wat is cyanose?

1. een ontsteking in de onderste luchtwegen
2. een ingeklapte long
3. blauwverkleuring door zuurstoftekort
4. een snelle, diepe ademhaling zonder adempauzes

Leerdoelen

Hoofdleerdoel

De student kent de basispathologie rondom het bewegingsstelsel.

Subleerdoelen

De student kan:

1. De volgende begrippen uitleggen en de verschillen benoemen van een:

        o Distorsie

        o Luxatie

        o Spierruptuur

        o Contusie

        o Fractuur

2. Benoemen wat de kenmerkende symptomen zijn van een fractuur

3. Benoemen waar de behandeling van bewegingsletsel zich op richt.

 

Leerdoelen week 2

Wat weet je al over bewegingsletsel?

Wat weet je nu over DISTORSIE?
Denk ook aan behandeling

Wat weet je nu over LUXATIE?
Denk ook aan behandeling

Wat weet je over RUPTUUR
Denk ook aan behandeling

Wat weet je over CONTUSIE
Denk ook aan behandeling

Wat weet je nu over een FRACTUUR?
Denk aan kenmerkende symptomen, type fracturen, behandelingen..

Distorsie

Luxatie

Ruptuur

Contusie

Fractuur

Distorsie

Luxatie

Ruptuur

Contusie

Fractuur

Quizvragen

Er volgen nu een aantal quizvragen over de lesstof van deze week.

Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Wat is een ander woord voor verzwikking?

1. Distorsie
2. Contusie
3. Ruptuur
4. Luxatie

Welk ontstekingsverschijnsel bedoelen we met de term “dolor”?

1. Warmte
2. Zwelling
3. Pijn
4. Roodheid

Waarvoor staat de C in de RICE methode?

1. Compressie
2. Contusie
3. Complicatie
4. Combinatie

Welk kenmerk hoort bij een gecompliceerde fractuur?

1. Er is sprake van twee breuken in één botstuk
2. Het botstuk is helemaal verbrijzeld
3. Het botstuk geneest niet goed
4. Het botstuk steekt door de huid heen naar buiten

Wat is repositie?

1. Hoog houden van het aangedane lichaamsdeel
2. Verzwikken van een gewricht
3. Vastzetten van een botstuk
4. Terugzetten van een botstuk op zijn oorspronkelijke plaats

Wat is een contusio cerebri?

1. Een kneuzing van de hersenen
2. Een kneuzing van een nekwervel
3. Een kneuzing van de nier
4. Een kneuzing van de enkel

Stelling:
Je spreekt van een fractuur wanneer de continuïteit van 1 of meerdere botten is verbroken.

1. Waar
2. Niet waar

Stelling:
Je kunt botbreuken in twee verschillende categorieën indelen

1. Waar
2. Niet waar

Afsluiting

Doen na de les:

• opdrachten verder afmaken (indien deze nog niet af zijn)
• uitwerken leerdoelen week 2 uit de LOEP
  met behulp van je aantekeningen en de module Pathologie - Letsels van het bewegingsapparaat en Pathologie - Fracturen