herhaling leerdoelen havo 4

herhaling leerdoelen havo 4
herhalen spellen, formuleren en literaire begrippen (eerste uur)

oefening met een kort literair verhaal (tweede uur)
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

herhaling leerdoelen havo 4
herhalen spellen, formuleren en literaire begrippen (eerste uur)

oefening met een kort literair verhaal (tweede uur)

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen voor de pauze
Ik ontdek of ik scherp genoeg ben op spelling en formulering.
Ik ontdek of ik bepaalde literaire begrippen nog beter moet leren.
Ik oefen actief met een voorbeeldvraag.

Slide 2 - Tekstslide

weet je het nog?
spelling en verwijswoorden

Slide 3 - Tekstslide

De hoofdpersoon (worden) door zijn beste vriend belachelijk gemaakt.

Slide 4 - Open vraag

Het (gebeuren) in het verhaal vaker dat je even de draad kwijt bent.

Slide 5 - Open vraag

De schrijver (vinden) het belangrijk om de lezer te laten nadenken.

Slide 6 - Open vraag

Helaas is het een verhaal waarin maar heel weinig (gebeuren).

Slide 7 - Open vraag

De schrijver (willen) je graag laten zien hoe Amsterdam er zo'n 100 jaar geleden uitzag.

Slide 8 - Open vraag

Het verhaal ... ik gelezen heb, was zo ontzettend spannend.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 9 - Quizvraag

De auctoriale verteller ... het verhaal vertelt, geeft de lezer veel vooruitwijzingen.
A
dat
B
die
C
wie

Slide 10 - Quizvraag

Het is een ... verhaal voor mensen die houden van een realistisch verhaal.
A
interessant
B
intressant

Slide 11 - Quizvraag

Voor mij is het ... dat een verhaal een ik-verteller heeft.
A
belangerijk
B
belangrijk

Slide 12 - Quizvraag

weet je het nog?
theorie literaire begrippen

Slide 13 - Tekstslide

Een verhaal begint op 13 oktober. Vervolgens is het 6 oktober en daarna 7 oktober. Is dat verhaal chronologisch?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

In een verhaal staat: "Als hij toen had geweten wat de gevolgen van zijn daad zouden zijn had hij het niet gedaan."
A
terugwijzing
B
vooruitwijzing

Slide 15 - Quizvraag

Je leest het verhaal door de ogen van de hoofdpersoon. Aan het einde van het verhaal blijkt dat wat jij dacht dat waar was helemaal niet klopt.
A
alwetende verteller
B
auctoriale verteller
C
onbetrouwbare verteller

Slide 16 - Quizvraag

Een vooruitwijzing is een manipulatie van de tijd die het verhaal spannender maakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

nut van literaire begrippen
maken het mogelijk een verhaal beter te begrijpen
maken het mogelijk om je mening goed duidelijk te maken

Slide 18 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 1 p. 173
Ik weet welke criteria gebruikt worden om uitspraken te doen over literaire teksten.
 

Ik kan verschillende criteria hanteren om te bepalen in hoeverre een tekst literair is.
originaliteit
voorspelbaarheid
diepere laag

Slide 19 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 2 p. 179
Ik kan verschillende soorten personages onderscheiden.


hoofdpersoon
bijfiguren
tegenspeler ( zorgt dat hoofdrolspeler optimaal tot zijn recht komt denk aan Voldemort)
typen

Slide 20 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 3 p. 179
Ik kan de ontwikkeling van een personage beschrijven.

conflictmodel

Slide 21 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 4 p. 183
Ik kan de verschillende perspectieven onderscheiden.

ik-perspectief of ik-verteller
hij/zij- of personaal perspectief of personale verteller
auctoriaal perspectief of auctoriale verteller

wisselend perspectief 

Slide 22 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 5 p. 183
Ik kan de verschillende perspectieven onderscheiden.

onbetrouwbaar perspectief

Slide 23 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 6 p. 187
Ik kan het tijdsverloop onder woorden brengen.

historische tijd (wanneer)
de vertelde tijd (de duur van het verhaal)
chronologie (volgens de klok)

Slide 24 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 7 p. 187
Ik kan de manipulaties van de chronologie in een verhaal herkennen.

verhaal is niet chronologisch
flashback of terugwijzing (meer informatie of informatie die spanning opwekt)
flashforward of vooruitwijzing (informatie die spanning opwekt)

Slide 25 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 8 p. 193
Ik kan motieven herkennen en begrijpen.


Ik kan een onderscheid maken tussen het onderwerp en het thema van een literaire tekst.
onderwerp = Waar gaat het verhaal over?
thema = Wat is de visie van de auteur? Waar moet de lezer over nadenken?

Slide 26 - Tekstslide

leerdoelen op een rij 9
Ik kan een verhaal analyseren en interpreteren.

Waarover gaat het verhaal? Wat is de dieper laag van het verhaal?

Slide 27 - Tekstslide

leerdoelen herhaald
Onthoud:
We gebruiken deze termen om een boek beter te begrijpen en om goed over een boek te kunnen praten.

Het gaat er dus om dat je de begrippen kunt gebruiken om te praten over de door jou gelezen boeken. 

Slide 28 - Tekstslide

opdracht individueel 10 minuten in je schrift
Een klasgenoot vraagt jou of je de tijd van een van de door jou gelezen boeken aan hem wilt uitleggen. Jij kiest een van je boeken en legt uit hoe het zit met de tijd.

Gebruik in ieder geval de begrippen historische tijd en vertelde tijd en leg uit uit of het verhaal chronologisch is verteld of niet. Betrek de inhoud van het verhaal in je antwoord. minimaal 50 woorden

Slide 29 - Tekstslide

Wat hebben we het eerste lesuur gedaan?
Ik ontdek of ik scherp genoeg ben op spelling en formulering.
Ik ontdek of ik bepaalde literaire begrippen ik nog beter moet leren.
Ik oefen actief met een voorbeeldvraag.

Slide 30 - Tekstslide

leerdoel tweede lesuur
Ik oefen aan de hand van een kort verhaal mijn kennis van de literaire begrippen.
Ik oefen aan de hand van een kort verhaal met het antwoorden van vragen over literatuur.

Slide 31 - Tekstslide

Zwarte sterren
  • We lezen een deel van verhaal samen.
  • Dan lees je het zelf af.
  • Vervolgens ga je individueel aan de slag met de vragen.
  • Je hebt een 15 minuten om de vragen te maken.
  • Controleer jezelf goed op spelling en formulering.

Klaar is theorie doornemen

Slide 32 - Tekstslide

exit ticket in je schrift
  1. Wat heb jij nog te doen om je goed voor te bereiden op de toets?
  2. Maak voor jezelf een stappenplan. Wat moet eerst?
  3. Heb je nog vragen?

Denk aan: leren theorie (welke dan precies), lezen boeken, uittreksels raadplegen enz

Slide 33 - Tekstslide