Unit 1 lesson 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Previous lesson: California

  Homework: exercise 3 & 4 of lesson 1

exercises 1 and 2  of lesson 2

If you were a millionaire, what would your house look like? 

Today : Lesson 2 Listening 

1. Je  kunt een gesprek  volgen en het  onderwerp van een discussie herkennen. 
2. Je leert woordjes die te maken hebben met het uiterlijk van iemand.
3. Je kunt  Engelse woorden in het meervoud zetten

Check exercise 2  

                      Words 

Go to page 40 . Let's read together 

Hoe leer je woordjes? 

• woord voor woord,    (Ned - Eng  +  Eng - Ned)
• vaak herhalen (maak een kaartenbakje van iedere unit) 
•  woordjestrainer  online 
• opschrijven in het Engels > spelling oefenen
• Quizlet of WRTS

Exercises  3 and 4:  At Venice Beach 

Luistertip: lees voordat je gaat luisteren eerst de opdracht, zodat je weet waar je op moet letten.

Probeer tijdens het luisteren niet ieder woord te begrijpen. Concentreer je op de informatie die je zoekt.

Listening skills?

😒🙁😐🙂😃

Plural- meervoud 

Plural ( meervoud): what do you remember?

Exercise 5, page 14

Gezamelijk invullen:  opdracht 5 - blz 11 .

Snap je het ?  Ga  verder met 6  

Moeilijk? Volg de uitleg op het bord

Meervoud: algemeen

 

Meervoud: s-klank

 

Meervoud: medeklinker+o

 

Meervoud: medeklinker+y

 

Meervoud: klinker+y

 

Meervoud: -f / -fe

 

Meervoud: Uitzonderingen 1

 

Meervoud: Uitzonderingen 2

 

Meervoud

NOOIT 

-'S

Homework 

Unit 1, lesson 2: Exercises 1 tm 8   

Previous lesson

Meervoud en uitzonderingen

The police caught the ... (thief)

1. thiefs
2. thieves
3. thief's

My father always eats ... (potato)

1. potatos
2. potatoes
3. potato's

LA is one of the coolest .... (place)

1. places
2. place's
3. place

Yesterday, we visited two.... (beach)

1. beaches
2. beachs
3. beache's

Plural (meervoud) of person is:

1. persons
2. peoples
3. person's
4. people

Plural of sheep is:

1. sheeps
2. sheep
3. sheepes
4. sheep's

In summer we eat a lot of .... (cherry)

1. cherrys
2. cherries
3. cherry's

Plural of mouse is:

1. mice
2. mouses
3. mices
4. mouse

Plural of child is:

1. children
2. childs
3. child's

Plural of 'tooth' is:

1. tooths
2. toothes
3. teeth
4. theets

Meervoud

NOOIT 

-'S

Lesson 2 Listening 

1. Je  kunt een gesprek  volgen en het  onderwerp van een discussie herkennen. 
2. Je kunt in het Engels iemand beschrijven 
3. Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.

They are always late.

Why do you like him?

Persoonlijke voornaamwoorden> onderwerpsvorm. Staat vooraan in de zin

Dit zijn persoonlijke voornaam-

woorden die gaan over het VOORWERP. Ze staan aan het einde van de zin.

Persoonlijke voornaamwoorden 

 voorwerpsvorm: staat achteraan in de zin

Are ___ (we) going to play soccer with ___ (haar)?

1. you / him
2. we / her
3. I / it
4. they / us

Vul aan:
___ (hij) is taller than ___ (mij).

1. he / me
2. we / I
3. she / him
4. you / us

Vul aan:
___ (zij) is late for school.

1. They
2. She
3. He
4. It

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.

1. You
2. He
3. They
4. I

Vul aan:
My friends are always nice to ___ (hen).

1. you
2. us
3. them
4. me

Bezittelijke voornaamwoorden

Je gebruikt bezittelijke voornaamwoorden om aan te geven van wie iets is. Je kunt vaak op twee manieren zeggen dat iets van jou of iemand anders is. 

Bezittelijke voornaamwoorden

My                ik                         This is my bike                    -  This bike is mine

Your             jouw/uw           This is your bike                 -  This bike is yours

His               zijn                      This is his bike                    - This  bike is his

Hers            haar                     It is her bike                         -  This bike is hers

Its                 zijn/haar            Its name is  elephant.

Ours            ons/onze           This is our book                 -  This book is ours

Your             jullie, uw            This is your book               -  This book is yours

Their           hun                       This is their book              -  This book is theirs

Verschil

De eerste vorm : voor een zelfstandig naamwoord

Is this my book?  

'my ' zegt iets over het zelfstandig naamwoord 'book'.

Verschil

In de tweede vorm  wordt 'my book' vervangen door mine > staat achteraan in de zin

Is this my book?

This book is mine

'

Bezittelijke voornaamwoorden

This book is__________

1. Of hers
2. hers
3. she
4. her

This isn't _______

1. Of mine
2. My
3. I
4. mine

Is that ______car over there?

1. Of yours
2. Yours
3. you
4. your

The new car over there is ___, isn't it?

1. Yours
2. Your
3. Of yours
4. you

Do you need more explanation? 

No problem. Go to the last slide and watch the videos.

Do you understand so far?

Skip the video and start practising!

Work  online !

Unit 1, lesson 2

10, 11: Luisteren: vul de ontbrekende info aan ( in NL)

12 and  13  of  14 Kies tussen 13 ( makkelijker) en 14 (moeilijker)