vitale functies

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de bovendruk?
A
De bloeddruk wanneer de kamers samentrekken.
B
De bloeddruk wanneer de boezems samentrekken.
C
De bloeddruk tijdens de hartpauze.

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent hypertensie?
A
Verlaagde bloeddruk
B
Verhoogde bloeddruk
C
Verlaagde spierspanning
D
Verhoogde spierspanning

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de onderdruk?
A
De bloeddruk wanneer de kamers samentrekken.
B
De bloeddruk wanneer de boezems samentrekken.
C
De bloeddruk tijdens de hartpauze.

Slide 32 - Quizvraag

hoe noem je het wanneer het hart ontspant
A
diastole
B
systole
C
weet ik niet

Slide 33 - Quizvraag

Wat is hypotensie?
A
Een normale bloedruk
B
Een hoge bloedruk
C
Een lage bloeddruk

Slide 34 - Quizvraag

wanneer spreek je van een hoge bloeddruk?
A
120/75
B
140/95
C
120/80
D
weet ik niet

Slide 35 - Quizvraag

De bloeddruk in de slagaders is hoog
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 36 - Quizvraag

Waar staat de letter
B voor in de ABCD(E) methode
A
Beademen
B
C
Breathing

Slide 37 - Quizvraag

Waar staat de letter
A voor in de ABCD(E) methode
A
Airway
B
attitude
C
attentie

Slide 38 - Quizvraag

Wat valt onder vitale functies
A
het bewustzijn
B
de ademhaling
C
de bloedsomloop

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Welk groot bloedvat ontspringt uit de rechterkamer van het hart?

A
bovenste holle ader
B
longslagader
C
aorta
D
longader

Slide 41 - Quizvraag


Wat is normale bloeddruk?
A
90 / 60
B
140 / 90
C
120 / 80
D
160 / 100

Slide 42 - Quizvraag

hoeveel hartkleppen heeft het hart?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 43 - Quizvraag

Boezems zijn de onderste holtes van het hart.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quizvraag


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 45 - Quizvraag


In slagaders zit altijd zuurstofrijk bloed?
A
Ja
B
Nee

Slide 46 - Quizvraag


Hoe loopt de kleine bloedsomloop
(heel kort)?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 47 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 48 - Quizvraag

Linkerboezem
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerkamer
Aorta
Onderste holle ader
Bovenste holle ader
Longslagader
Longader

Slide 49 - Sleepvraag

Slide 50 - Tekstslide

Hoeveel slagen klopt het hart per minuut in rust?
A
60-70
B
30-40
C
120-180
D
90-110

Slide 51 - Quizvraag