H1H: 1.3-1.4 / Breuken - 2MH

Lesplanning:

Lesdoel
Terugblik vk t/m 1.3.1
Theorie 1.3.2 en 1.4
Huiswerk en afsluiting
Filmpjes

H1H Rekenen met Letters:

VK Letterrekenen & breuken

Haakjes wegwerken
Merkwaardige producten
Breuken optellen
Breuken vermenigvuldigen & delen
Herleiden van machten
Wetenschappelijke notatie

Neem deze Lessonup goed door.

Probeer de vragen eerst zelf te beantowoorden voor je doorklikt.

1 / 13

Slide 1: Tekstslide

WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Lesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning:

Lesdoel
Terugblik vk t/m 1.3.1
Theorie 1.3.2 en 1.4
Huiswerk en afsluiting
Filmpjes

H1H Rekenen met Letters:

VK Letterrekenen & breuken

Haakjes wegwerken
Merkwaardige producten
Breuken optellen
Breuken vermenigvuldigen & delen
Herleiden van machten
Wetenschappelijke notatie

Neem deze Lessonup goed door.

Probeer de vragen eerst zelf te beantowoorden voor je doorklikt.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Je hebt de leerdoelen van 1.3 en 1.4 behaald, of

weet wat je nog moet doen om deze te behalen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Welke vier merkwaardige producten zijn er?
(a + b)(a - b)
(a + b)²
(a - b)²
Welke regels gelden er bij deze merkwaardige producten?
(a+b)(a-b)= a2 - b2
(a+b)2= a2 + 2ab + b2
(a-b)2= a2 - 2ab + b2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Herleid (5x + 8)(5x - 8).
Deze regel geldt: (a+b)(a-b)= a2 - b2
Dus (5x + 8)(5x - 8) = (5x)2 - 82 = 25x2 - 64
Herleid (3p + 2)2.
Deze regel geldt: (a+b)2= a2 + 2ab + b2
Dus (3p + 2)2 = (3p)2 + 2 . 3p . 2 + 22 = 9p2 + 12p + 4

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Herleid (9k - 5)2.
Deze regel geldt: (a-b)2= a2 - 2ab + b2
Dus (9k - 5)2 = (9k)2 - 2 . 9k . 5 + 52

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3: gelijknamige breuken optellen en aftellen

Gelijknamige breuken = Breuken met gelijke noemers (onderkant)

Bij een som met gelijknamige breuken, tel je de tellers bij elkaar op.

Bij een verschil met gelijknamige breuken, haal je de tellers van elkaar af.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3: gelijknamige breuken optellen en aftellen

Gelijknamige breuken = Breuken met gelijke noemers (onderkant)

Bij een som (+) met gelijknamige breuken, tel de tellers bij elkaar op.

Bij een verschil (-) met gelijknamige breuken, haal je de tellers van elkaar af.

Als breuken in een som of verschil nog niet gelijknamig zijn, moet je ze eerst gelijknamig maken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3: gelijknamige breuken optellen en aftellen

Voorbeelden:

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 3 a ​} + \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 5 ​ ​}{​ 3 a ​} + \frac{​ 2 a ​ ​}{​ 3 a ​} = \frac{​ 2 a + 5 ​ ​}{​ 3 a ​}

teller en noemer vermenigvuldigen met a

tellers optellen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4: breuken vermenigvuldigen

Om breuken te vermenigvuldigen, doe je:

Maak altijd eerst van beide getallen breuken.

\frac{​ t e l l e r ​ ​}{​ n o e m e r ​} \cdot \frac{​ t e l l e r ​ ​}{​ n o e m e r ​} = \frac{​ t e l l e r \cdot t e l l e r ​ ​}{​ n o e m e r \cdot n o e m e r ​}

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4: breuken vermenigvuldigen

Voorbeelden:

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 3 a ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 5 \cdot 2 ​ ​}{​ 3 a \cdot 3 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 9 a ​}

3 \frac{​ 5 ​ ​}{​ 6 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 2 3 ​ ​}{​ 6 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 2 3 \cdot 2 ​ ​}{​ 6 \cdot 3 ​} = \frac{​ 4 6 ​ ​}{​ 1 8 ​} = 2 \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 1 8 ​} = 2 \frac{​ 5 ​ ​}{​ 9 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 9 ​} \cdot 2 = \frac{​ 5 ​ ​}{​ 9 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 ​} = \frac{​ 5 \cdot 2 ​ ​}{​ 9 \cdot 1 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 9 ​} = 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 9 ​}

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4: breuken delen

Delen door een breuk, is vermenigvuldigen met het omgekeerde.

Voorbeeld:

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 6 ​} : \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 5 ​ ​}{​ 6 ​} \cdot \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 5 \cdot 3 ​ ​}{​ 6 \cdot 2 ​} = \frac{​ 1 5 ​ ​}{​ 1 2 ​} = 1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 2 ​} = 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Maken:

1.3 en 1.4:
opg. 19, 20, 25, 29, 31, 32, 34, 35, 36

-Vergeet niet je huiswerk na te kijken!

timer

4:00

Huiswerk bespreken

Extra uitleg

Slide 12 - Tekstslide

Laat leerlingen een begin maken met het huiswerk. 4 minuten in stilte, dan 6 minuten met muziek (als niet op het bord). Niet muziek opbrengen als ze er niet om vragen.

Hou overzicht over de klas, ook als je een vraag aan het beantwoorden bent. Geen vragen beantwoorden in stilte tijd

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

H1H: 1.3-1.4 / Breuken - 2MH

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Meer lessen zoals deze

H1h: Herhalingsles + Planning maken - 2MH

A2 par. 1.3. en 1.4. serre

H1 letter rekenen 19 thuis oefenen

H1h: Herhalingsles + Planning maken - 2MH

H1H: 1.2 en 1.3 deel 1 / Merkwaardig product en breuken vereenvoudigen - 2MH

wortels en machten

H1h: 1.2 en 1.3 deel 1 /Merkwaardig product en breuken vereenvoudigen - 2MH

Ongelijknamige breuken