Geschiedenis - kastelen en ridders

• Geschiedenis
• Basisschool
• Groep 4

Geschiedenis 

kastelen en ridders

Lesdoel:

Ik kan de verschillen opnoemen tussen het leven in een kasteel en het leven nu. 

Gracht

ter bescherming van het kasteel

Brug

De brug ging omhoog wanneer de vijand eraan kwam. Zo konden ze niet binnenkomen.

De toren

Vanaf de toren konden de bewoners van het kasteel zien wanneer de vijand eraan kwam. 

De huizen van de boeren

De boeren woonden net buiten het kasteel. Ze werkten voor de kasteelheer en bijna al hun eten ging naar hem. 

De ridderzaal

In deze grote ruimte werd gegeten en gewerkt. 

Het wapen

Families hadden een wapen, zo laten ze zien dat ze bij elkaar horen.

De hoefsmid

De boer

De koks

De wachter

De nar

De troubadour

De jonkvrouw

De dienstbodes

7 jaar -> Page.

Voert klusjes uit voor de kasteelheer

14 jaar -> schildknaap.

Ridder helpen

20 jaar -> ridder

Riddercode

Wanneer  leefden ridders? 

Sleep het plaatje van de ridder naar de juiste letter.

A

B

C

D

E

Hoe noem je de baas van het kasteel?

1. Koning
2. Ridder
3. Kasteelheer
4. Kasteelkoning

Waarom hadden kastelen 1 of meer torens?

1. Om te praten met mensen buiten het kasteel
2. Voor het mooie uitzicht
3. Om te kunnen zien hoe warm het is
4. Om de vijand in de gaten te houden

In welke volgorde werd je ridder?

1

2

3

Schildknaap

Page

Ridder

1

2

3

4

5

Zwaard

Schild

Helm

Armstuk

Beenstuk

Wat moesten ridders goed kunnen? 

Sleep de juiste 2 antwoorden naar de ridder.

Goed kunnen vechten

Nette manieren kennen

Veel kunnen eten

Goed kunnen zingen

Welke taken had de ridder?
3 antwoorden zijn goed.

1. Oorlog voeren
2. Boeren controleren
3. Eten maken
4. Eten zoeken

Vanaf welke leeftijd kon je tot ridder geslagen worden?

1. 7
2. 14
3. 20
4. 25

Op welk plaatje zie je de nar?

1. 
2. 
3. 
4. 

De boeren geven eten aan de kasteelheer in ruil voor......

1. Geld
2. Meer land
3. Bescherming
4. Feestjes

Wat is waar over jonkvrouwen?

Ze leerden lezen

Ze deden boodschappen

Ze leerden schrijven

Ze zorgen voor de paarden

Ze waren de baas over de koks

Ze hielpen koken

Wie konden ridder worden?

1. Jongens
2. Meisjes van adel
3. Jongens van adel
4. Jongens en meisjes van adel

ridders en kastelen

nu

overeenkomsten