Ridders en kastelen

Middeleeuwen: Ridders en kastelen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Middeleeuwen: Ridders en kastelen

Slide 1 - Tekstslide

We weten allemaal best het een en ander over ridders en kastelen, maar hoe zat het nu precies? Na vandaag weten we welke rol ridders en kastelen speelden in de middeleeuwen, een tijd waarin vooral landbouw erg belangrijk was. En aan het eind kennen we de regels van wapenborden (heraldiek).

Print 1 template wapenbord per kind uit.
Benodigdheden kinderen: iPad en kleurpotloden/stiften
Waar denk je aan
bij "kasteel"?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Middeleeuwen

Slide 3 - Tekstslide

Zoals we al weten (?) beslaan de middeleeuwen de tijd tussen het einde van het Romeinse Rijk en het begin van de Renaissance. Ongeveer van 350 tot 1500 na Christus. 
We delen de Middeleeuwen in in de Vroege, de Hoge en de Late middeleeuwen.
Welke kastelen zijn gebouwd in de middeleeuwen
(dus tussen 350 en 1500)?
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Met die periode in het hoofd: welke kastelen denk je dat in de middeleeuwen (dus tussen 350 en 1500) zijn gebouwd? Er zijn meerdere antwoorden goed.

Goed: C en D
A is een veel later gebouwd kasteel (Neuschwanstein. Stond model voor het Disney kasteel)
B is een Romeinse legerplaats
C en D zien we in het volgende onderdeel

Castellum

Slide 5 - Tekstslide

Zoals we al zagen was de periode van het Romeinse Rijk voor de middeleeuwen. De Romeinen kenden al versterkte legerkampen. Een groot kamp noemden ze castrum, een kleinere kamp een castellum.
Op deze kaart van het Romeinse Rijk zie je dat er in Nederland een castellum lag bij Katwijk aan Zee.
Van dit woord castellum komt ons oord Kasteel. Alleen kenden ze dat woord in de Middeleeuwen. nog niet. Een versterkt gebouw noemden ze toen een huis of een burcht.
Ringwalburcht
Castellum
Vluchtburcht
Motteburcht
Ronde waterburcht
Vierhoekige waterburcht
Woonkastelen

Slide 6 - Tekstslide

Al voor de Romeinse tijd kenden mensen vluchtburchten
Dat waren omheinde plekken waar mensen zich verzamelden als er gevaar dreigde. Ze woonden daar dus niet: de meesten waren boer en woonden op hun land.

In de vroege middeleeuwen ontstonden de eerste versterkte huizen: Ringwalburchten. Hier woonden heren of ridders die vanuit deze huizen voor de boeren in de buurt zorgden.

In de hoge middeleeuwen verschenen Motteburchten. Een motte is een door mensen aangelegde platte heuvel met steile hellingen. 
Op de motte bouwde men een versterkt huis met een muur eromheen. Dat was heel lastig aan te vallen. De eerste motteburchten waren van hout, maar al snel ontdekte men dat stenen huizen veel steviger waren.

Het nadeel van Motteburchten is dat als je er een heel stevige muur op wil bouwen, die muren ook heel zwaar worden. Vooral omdat we in Nederland met baksteen bouwen en dat is zwaarder dan. natuursteen. De huizen werden groter doordat er meer mensen in woonden en de mensen ook meer ruimte wilden. Die grotere huizen bouwde men niet meer op heuvels, maar gewoon op de grond. Met een gracht eromheen: waterburchten.
Eerst rond, later met hoeken: bij ronde muren kan je vanaf de muur vaak een flink stuk muur niet zien. ('Dode hoek')

Aan het eind van de middeleeuwen verschenen de eerste kanonnen die zware kogels konden afvuren. Daar waren de burchten niet tegen bestand. Het betekende het einde voor de burcht als verdedigbaar huis. De latere burchten en kastelen hadden alleen een woonfunctie. Ze hadden nog steeds torens en kantelen, maar puur voor het mooi en om te imponeren. Aan de vele ramen en deuren kan je zien dat het echt niet meer om de verdediging tegen aanvallen ging.
Wie leefden
op en rond de burcht?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leenheer (graaf, koning)
Heer (ridder, leenman) 
en gezin wonen in de Donjon
Boeren wonen en werken op het land van de heer
Boeren en werklui werken in de stallen en schuren.
Rentmeester woont 
in de voorburcht

Slide 8 - Tekstslide

In de vroege middeleeuwen was ons land een agrarisch economie. Alles draaide om de opbrengst van het land. Burchten waren eigenlijk een soort versterkte boerderijen waar een heer (ridder) woonde die het omliggende land bezat. Boeren (horigen) woonden en werkten op het land, ze werden beschermd door de heer en mochten bij gevaar binnen de burcht schuilen. In ruil daarvoor stonden ze een deel van hun oogst af. Als de heer in een strijd was verwikkeld dwong hij de boeren om voor hem te vechten. Hij bepaalde wat ze geloofden en hoe ze leefden.

Kroontje staat voor leenheer, via knop linksonder is feodaal stelsel op te roepen als je dat nodig hebt bij de uitleg.
Rentmeester
Koks
Kapelaan
Torenwachters
Heer met gezin
Nar
Soldaten
Stal
knechten
Bier
brouwer
Ridders
Bewakers
Smid
Dienst
meisjes
Bakker
Poortwachters
Timerlieden

Slide 9 - Tekstslide

In de grote kastelen uit de late middeleeuwen woonden en werkten tientallen mensen. Het was eigenlijk een dorp op zich. 
0

Slide 10 - Video

In het kasteel hield men dieren om te kunnen eten. Ook handig als het kasteel belegerd is en er dus geen vers vlees naar binnen kan komen.
De duiven gebruikten ze om berichten te versturen

Slide 11 - Video

Nog steeds één van de belangrijkste zaken rond het kasteel: boeren komen een deel van hun opbrengst naar de rentmeester brengen, die alles documenteert.

Slide 12 - Video

Als er onraad dreigde kwam iedereen die rond de burcht woonde naar de burcht om te schuilen en mee te helpen de burcht te verdedigen.

Slide 13 - Video

Ridders proberen de burcht te belegeren. Ze gebruiken ladders om op de muren te klimmen, maar worden met stenen en heet water teruggedrongen. Met grote katapulten slingeren ze stenen om de muren kapot te schieten.
Als de aanval mislukt kiezen ze een andere strategie: uithongeren.

Niet in de film: Ze gooiden ook brandende fakkels. Daarom bekleedden de bewoners van de burcht de daken met natte dierenhuiden. Ze gooiden ook ziek en dode dieren over de muur in de hoop zo de waterput te besmetten. Daarom hebben alle waterputten in de burchten afdakjes.

Waar denk je aan
bij een ridder?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Johannes
~800
Wilhelm
~1200

Slide 15 - Tekstslide

Ik denk dat het leuk is om twee kinderen voor de klas te halen: 1 is Johannes uit de vroege middeleeuwen, de ander is Wilhelm uit de late middeleeuwen.

Klik de rondjes 1 voor 1 aan Eerst 4x Johannes.

  1. Johannes wordt geboren als tweede zoon van een ridder. Hij kan niet de burcht van zijn vader erven. Op het land gaan werken is voor een zoon van een ridder een schande.
  2. Hij kiest ervoor om zich te laten inhuren door een andere ridder en te gaan vechten.
  3. Als hij heel dapper vecht en grote overwinningen boekt geeft de ridder hem als dank een eigen burcht.
  4. Johannes krijgt een zwaard en sporen. Hij is nu 'Heer Johannes'.
Wilhelm:
In de late middeleeuwen is de riddertitel erfelijk. 
  1. Wilhelm wordt geboren op een burcht als kind van een ridder. Dit waren altijd mensen van adel.
  2. Als 7-jarig jongetje gaat hij bij een andere ridder in de leer. Hij is eerst page: paard verzorgen, koken, leren vechten, paardrijden, lezen, schrijven, goede manieren.
  3. Als hij 14 is wordt hij schildknaap: persoonlijke assistent van de ridder. Hij helpt de ridder zijn harnas aandoen, paard verzorgen. Ging ook mee vechten.
  4. Als hij ongeveer 21 is wordt hij tot ridder geslagen. Het is nu 'Heer Wilhelm'
Tot ridder slaan gebeurt in de tweede helft van de Middeleeuwen (Johannes kreeg een zwaard om gegespt).

Het ritueel waarmee je tot ridder werd geslagen bevat een aantal onderdelen:
  1. de nacht ervoor een wake
  2. je legt een eed af dat je de kerk en de koning zal gehoorzamen, voor vrouwen en zwakken opkomen.
  3. de ridder slaat je in het gezicht
  4. de ridder 'slaat' je met het zwaard op de schouder

Slide 16 - Tekstslide

Als er tijd is: fragment nachtwake uit Brief voor de koning

Slide 17 - Tekstslide

Tot ridder slaan gebeurt nog steeds.
Willem Alexander is ook ridder en slaat hier een oorlogsheld uit Afghanistan tot ridder, Prins Charles slaat Lewis Hamilton tot ridder

Slide 18 - Tekstslide

Wilhelm en Johannes zijn nu ridder. Wat dragen ze?
Maliënkolder, lans, zwaard. Harnas pas in tweede helft middeleeuwen en ook pas nadat je een tijdje ridder was. Het kostte een jaarsalaris, of 10 jaarsalarissen van een boogschutter.

Johannes
~800
Wilhelm
~1200

Slide 19 - Tekstslide

En wat doen ze als ridder?
Klik de rondjes 1 voor 1 aan Eerst 2x Johannes.

  1. Johannes sluit zich aan bij de Tempeliers. Een groep ridders die probeert Jeruzalem te veroveren in kruistochten.
  2. Als hij niet vecht doet hij mee aan toernooien. Die werden georganiseerd, er kwamen honderden ridders op af en die gingen elkaar te lijf in enorme gevechten. Erg gevaarlijk: er gingen vaak ridders dood. Als je gewonnen had mocht je de tegenstander ook gevangen nemen en om losgeld vragen.  
Wilhelm:
  1. Wilhelm sluit zich aan bij de orde van het gulden vlies. Wat valt op? Dit is meer een politieke club.
  2. Dat komt omdat de kruisboog is uitgevonden. Daarmee kon je vanaf 200m afstand een harnas doorboren. De ridder vocht niet veel meer in de late middeleeuwen.
  3. Toernooien waren er nog steeds, maar wel wat beter georganiseerd. Nu vaak twee ridders te paard die tegen elkaar streden in een tweegevecht.


Slide 20 - Tekstslide

Bij toernooien had ieder ridder natuurlijk zijn harnas aan, dus het was belangrijk dat de heraut (scheidsrechter) en het publiek konden zien wie wie was. Daarom had iedere ridderfamilie een eigen wapen. er bestonden wapenboeken waarin van iedere ridder het wapen stond afgebeeld.

Vandaag gaan we met de klas een wapenboek (heraldiek) maken.


Goud / geel
wijsheid, 
rijkdom, adel

Zilver / wit
trouw, reinheid,
overwinning

Rood (keel)
 moed, opoffering
Blauw (azuur)
 wetenschap, waarheid 
Groen (Sinopel)
mildheid, hoop,
vrolijkheid

Zwart (Sabel)
gevaar, kracht 
2 Metalen
4 Kleuren
Metalen mogen elkaar niet raken
Kleuren mogen elkaar niet raken
Wapen is uniek
Hensbroek
(sprekend wapen)
Piet Hein
(sprekend wapen)
Regels
Voorbeelden

Slide 21 - Tekstslide

Er werden twee metalen en 4 kleuren gebruikt. Kleuren hadden symbolische waarden.
Er waren strenge regels: 
kleuren mogen elkaar niet raken
metalen mogen elkaar niet raken
ieder wapen moet uniek zijn.

Je kan eventueel een 'sprekend wapen' maken waarin je je naam verbeeldt. Zie de twee voorbeelden. Bij Piet Hein: een vogel op een hek. Een piet is een kleine vogel en een hein is een hek (omheining).

Laat tijdens het tekenen deze uitlegpagina staan.

Maak een foto van je wapenbord

Slide 22 - Open vraag

Als iedereen klaar is zet je de vraag-pagina open en laat je iedereen een foto maken (evt. work in progress). Bespreek de resultaten.
De originelen hangen we op in de klas als heraldiek.