nevenschikkend, twee hoofdzinnen
neven = naast, dus naast elkaar en even belangrijk
       hoofdzinnen + nevenschikkend voegwoord + hoofdzin(nen)
       (bijv. en, maar, want, of, noch, dus) 
Ik hou van spagetti en mijn moeder houdt van pizza. 
 onderschikkend, hoofdzin + bijzin
onder = er onder, minder belangrijk
      hoofdzin + onderschikkend voegwoord + bijzin(nen)
      (bijv. omdat, terwijl, zodra, hoewel)
Ik hou van spagetti, omdat ik het deeg altijd zo lekker vindt .