Les 4: Onnauwkeurigheid in diagrammen

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Als je meetresultaten in een diagram weergeeft, dan kun je uit het diagram een derde grootheid bepalen door naar de steilheid van de lijn te kijken. Bijvoorbeeld in een U,I diagram (U verticaal) stelt de steilheid van de lijn de weerstand voor. Want R = U/I.

Je diagram moet dan wel een rechtevenredig verband of lineair verband weergeven. Daarom heb je de coördinatentransformatie geleerd in hoofdstuk 1, zodat je altijd een rechte lijn hebt om mee te werken.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Als je meetresultaten in een diagram weergeeft, dan kun je uit het diagram een derde grootheid bepalen door naar de steilheid van de lijn te kijken. Bijvoorbeeld in een U,I diagram (U verticaal) stelt de steilheid van de lijn de weerstand voor. Want R = U/I.

Je diagram moet dan wel een rechtevenredig verband of lineair verband weergeven. Daarom heb je de coördinatentransformatie geleerd in hoofdstuk 1, zodat je altijd een rechte lijn hebt om mee te werken.

Slide 1 - Tekstslide

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Allereerst, hoeveel metingen heb je nodig betrouwbaar conclusies te kunnen trekken uit een diagram.

We gaan dit en meer bekijken aan de hand van een praktijkgeval. Dus pak potlood, geo en ruitjespapier (grafiekpapier, als je het hebt)  er bij.
(excel mag ook, als je daar goede diagrammen kunt maken)

Slide 2 - Tekstslide

Onnauwkeurigheid in diagrammen
We nemen een proef uit de derde klas. Het bepalen van de waarde van een weerstandje. We meten van een weerstandje de spanning bij verschillende stroomsterktes. In de tabel hieronder zie je twee metingen:



Teken een diagram (I op de x-as) en zet daarin de meetpunten (niet te dik). Geen lijn trekken. De de I-as moet lopen van 0  tot 20 mA, de U-as 0 tot 5,0 V.
I (mA)
U (V)
15
4,0
16
4,2

Slide 3 - Tekstslide

Als je een lijn zou trekken door de meetpunten, gaat deze dan door de oorsprong?

Slide 4 - Open vraag

Bij welke stroomsterktes zou je meer meetpunten willen zien?
(let op, er wordt geen goed antwoord getoond)
A
Tussen de 0 en 5 mA
B
Tussen de 5 en 10 mA
C
Tussen de 10 en 15 mA
D
Tussen de 15 en 20 mA

Slide 5 - Quizvraag

Waarom heb je dat antwoord gekozen?

Slide 6 - Open vraag

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Voeg de volgende twee meetpunten toe aan het diagram




Nog steeds geen lijn trekken.
I (mA)
U (V)
5
1,4
6
1,6

Slide 7 - Tekstslide

Als je een lijn zou trekken door de meetpunten, gaat deze dan door de oorsprong?

Slide 8 - Open vraag

Bij welke stroomsterktes zou je meer meetpunten willen zien?
(let op, er wordt geen goed antwoord getoond)
A
Tussen de 0 en 5 mA
B
Tussen de 5 en 10 mA
C
Tussen de 10 en 15 mA
D
Tussen de 15 en 20 mA

Slide 9 - Quizvraag

Waarom heb je dat antwoord gekozen?

Slide 10 - Open vraag

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Voeg het volgende meetpunt toe aan het diagram



Nog steeds geen lijn trekken.
Kun je al met zekerheid zeggen hoe de lijn moet lopen?
I (mA)
U (V)
10
2,7

Slide 11 - Tekstslide

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Voeg de volgende  meetpunten toe aan het diagram





Nog steeds geen lijn trekken.
I (mA)
U (V)
2
0,5
4
1,0
8
2,2
12
3,2

Slide 12 - Tekstslide

Aan welke eisen moeten de meetpunten voldoen? Bespreek het aantal, het bereik en de spreiding.

Slide 13 - Open vraag

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Hopelijk heb je bedacht dat:
a) het bereik groot moet zijn
b) de meetpunten zoveel mogelijk gespreid moeten zijn over het bereik. Dus geen grote gaten tussen de meetpunten in het diagram.
c) er veel meetpunten moeten zijn. 8 is meestal voldoende, maar meer is altijd beter.

Slide 14 - Tekstslide

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Je diagram ziet er nu zo uit.
We zouden een lijn kunnen trekken ,
maar dat maakt het een druk plaatje.

We gaan nu ook de onnauwkeurigheid
toevoegen. Dat doen we met
foutbalken.

Slide 15 - Tekstslide

Onnauwkeurigheid in diagrammen
De onnauwkeurigheid in de spanning is 0,1 V. De onnauwkeurigheid in de stroomsterkte 0,5 mA. Je tekent nu bij ieder meetpunt een verticaal streepje van 0,1 V boven het meetpunt tot 0,1 V onder het meetpunt.
En een horizontaal streepje van 0,5 mA links van het meetpunt tot 0,5 mA rechts van het streepje. Zo'n streepje wordt een foutbalk genoemd.

Slide 16 - Tekstslide

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Dit is het resultaat. Je kunt nu twee
lijnen tekenen. Eén met een maxi-
male helling die nog door alle fout-
balken gaat en één met een mini-
male helling. Zie ook blz. 8 van de
handleiding.
P.S. met excel kan dit niet.

Slide 17 - Tekstslide

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Dit is het resultaat. Maar de minst
steile lijn loopt aan de rechterzijde
iets te hoog en had dus iets minder
steil moeten lopen.
Bepaal uit je diagram voor beide
lijnen de steilheid ( is de waarde van R).
Bereken het gemiddelde en de
onnauwkeurigheid van R.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de waarde van R en de onnauwkeurigheid er in.

Slide 19 - Open vraag

Onnauwkeurigheid in diagrammen
Je merkte dat je bij het bedenken van de proef al moet nadenken over het bereik van de metingen en de stapgrootte. Deze bepalen of je later uit de meetresultaten een bruikbare conclusie kunt trekken.

Dit was de laatste les over onnauwkeurigheid.
Het lijkt moeilijk maar als je het iedere keer toepast bij het verwerken/bespreken van je meetresultaten, wordt het vanzelf makkelijker.

Slide 20 - Tekstslide