PW 3de jaar december: foutenanalyse

TEKST 1
'De ring van Polycrates'
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnSecundair onderwijs

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TEKST 1
'De ring van Polycrates'

Slide 1 - Tekstslide

'potens' (R1) is
A
een act. part. praes.
B
een pass. part. perf.
C
een adj.
D
een subst.

Slide 2 - Quizvraag

'interfecto' (R2) is
A
een participium in een LA
B
participium bij een kern (zonder LA)
C
een participium bij 'esse' (onderdeel PV)

Slide 3 - Quizvraag

'sollicitum' (R5) is
A
een act. part. praes.
B
een pass. part. perf.
C
een adj.
D
een subst.

Slide 4 - Quizvraag

'parcent' (R12)
A
een act. part. praes.
B
een ind.
C
een dep. part. perf.
D
een dep. imp. mv.

Slide 5 - Quizvraag

'vexatus' (R6) is
A
een participium in een LA
B
participium bij een kern (zonder LA)
C
een participium bij 'esse' (onderdeel PV)

Slide 6 - Quizvraag

'invidentes' (R9) is
A
een participium in een LA
B
participium bij een kern (zonder LA)
C
een participium bij 'esse' (onderdeel PV)

Slide 7 - Quizvraag

'potens' (R1) is een
A
DVB
B
NWD
C
BVBa

Slide 8 - Quizvraag

'solus' (R3) is een
A
DVB
B
NWD
C
BVBa

Slide 9 - Quizvraag

'divitem' (R3) is een
A
DVB
B
NWD
C
BVBa

Slide 10 - Quizvraag

'Maxima' (R5) is een
A
DVB
B
NWD
C
BVBa

Slide 11 - Quizvraag

'sollicitum' (R5) is een
A
DVB
B
NWD
C
BVBa

Slide 12 - Quizvraag

5. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'ei' (R4):

Slide 13 - Open vraag

5. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'plurimis curus' (R6):

Slide 14 - Open vraag

5. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'mare' (R11):

Slide 15 - Open vraag

6. Vertaal 'felicitati maiori' (R9) zoals het best past in de context:
A
groter geluk
B
nogal groot geluk
C
te groot geluk
D
zeer groot geluk

Slide 16 - Quizvraag

6. Vertaal 'res carissima' (R10) zoals het best past in de context:
A
nogal dierbaar
B
te dierbaar
C
zeer dierbaar
D
het dierbaarst

Slide 17 - Quizvraag

7. a) 'eam' (R 11) wordt hier gebruikt als .......................................... voornaamwoord.
A
aanwijzend vn.
B
persoonlijk vn.
C
bezittelijk vn.

Slide 18 - Quizvraag

TEKST 2
'Jason & Medea'

Slide 19 - Tekstslide

4. Determineer (zoals de vorm in de tekst gebruikt is): 'rapta erit' (R6)

Slide 20 - Open vraag

4. Determineer (zoals de vorm in de tekst gebruikt is): 'quaerenti' (R15)

Slide 21 - Open vraag

5. Noteer woordsoort + naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'cuius' (R9):

Slide 22 - Open vraag

5. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'quem' (R14):

Slide 23 - Open vraag

6. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'lapidum' (R19):

Slide 24 - Open vraag

6. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'quos' (R22):

Slide 25 - Open vraag

10. a) Determineer 'quo' (R40) zoals het in de tekst gebruikt is:

Slide 26 - Open vraag

10. b) Noteer het antecedent van 'quo' (R40):

Slide 27 - Open vraag

10. c) Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern van 'quo' (R40) :

Slide 28 - Open vraag

TEKST 3
'Over de stadsmuis en de veldmuis'                      

Slide 29 - Tekstslide

Waarom is 'quam' op R1 géén betr. vn.?

Slide 30 - Open vraag

TEKST 4
'Diogenes'

Slide 31 - Tekstslide

3. a) Determineer 'bibentem' (R7) zoals het in de tekst gebruikt is:

Slide 32 - Open vraag

b) Noteer de kern van 'bibentem' :

Slide 33 - Open vraag

c) Noteer de tijdsrelatie van 'bibentem':

Slide 34 - Open vraag

d) Noteer de tijd van het ww. die je in het Nederlands gebruikt om 'bibentem' correct weer te geven in R 7:
A
O.T.T.
B
O.V.T.
C
V.T.T.
D
V.V.T.

Slide 35 - Quizvraag

4. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern: R 16: 'totam vitam' :

Slide 36 - Open vraag

4. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern: R 23: 'ei' :

Slide 37 - Open vraag

4. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern: R 31: 'calore' :

Slide 38 - Open vraag

4. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern: R 32: 'sole' :

Slide 39 - Open vraag

5. Determineer 'quae' (R 31) zoals het in de context gebruikt is:
A
qui: nom. v. enk.
B
qui: dat. v. enk.
C
qui: nom. o. mv.
D
qui: acc. o. mv.

Slide 40 - Quizvraag

TEKST 5
'Hero & Leander'

Slide 41 - Tekstslide

5. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern: R29: 'tanto amore'

Slide 42 - Open vraag

5. Noteer naamval-functie(-rol) + dominant/kern: R33: 'qua'

Slide 43 - Open vraag