3V NN H6 Formuleringsfouten op zinsniveau (incongruentie, beknopte bijzin, samentrekking, lijdende vorm, symmetrie, begrenzing...))

Herhaling: formuleringsfouten op zinsniveau
  1. incongruentie
  2. foutieve beknopte bijzin
  3. foutieve samentrekking
  4. onnodig lijdende vorm
  5. onjuist verwijswoord
  6. onjuist inversie
  7. geen symmetrie & onjuiste zinsbegrenzing
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling: formuleringsfouten op zinsniveau
  1. incongruentie
  2. foutieve beknopte bijzin
  3. foutieve samentrekking
  4. onnodig lijdende vorm
  5. onjuist verwijswoord
  6. onjuist inversie
  7. geen symmetrie & onjuiste zinsbegrenzing

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren op zinsniveau
1. Incongruentie

Slide 2 - Tekstslide

Incongruentie
In een zin behoren OW en PV te congrueren: ze zijn in getal gelijk aan elkaar. 

OW = meervoud <-> PV = meervoud 
De mannen kopen een drankje.

OW = enkelvoud <-> PV = enkelvoud
De man koopt een drankje.

Incongruentie: OW en PV komen in getal niet overeen.

Slide 3 - Tekstslide

Congruentie of incongruentie?
  • Toen de groep criminelen waren gearresteerd, was iedereen opgelucht. 
  • Toen de groep criminelen was gearresteerd, was iedereen opgelucht. 

  • Slechts 20 procent van de leerlingen hebben het gehaald.
  • Slechts 20 procent van de leerlingen heeft het gehaald.

  • De mensen werd gevraagd te vertrekken.
  • (Aan) de mensen werd gevraagd te vertrekken.


Slide 4 - Tekstslide

Incongruentie
  • Onderwerp en persoonsvorm moeten beide enkelvoud of beide meervoud zijn. Anders is er sprake van incongruentie.
  • Incongruentie leidt tot ongrammaticale zinnen. 
  • Oplossing? Je kunt incongruente zinnen verbeteren door de persoonsvorm in het juiste getal te zetten: enkelvoud of meervoud.  

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer is er sprake van congruentie?
A
De pv komt niet overeen met het o in persoon en getal
B
De pv komt overeen met het o in persoon en getal
C
De pv komt overeen met het lv in persoon en getal
D
De pv komt niet overeen met het lv in persoon en getal

Slide 6 - Quizvraag

Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 7 - Quizvraag

30 procent van de mensen zijn vaker zien dan twee keer per jaar.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 8 - Quizvraag

Formuleren op zinsniveau
2. Foutieve beknopte bijzin

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer is een bijzin beknopt?

Genietend van het uitzicht, nam hij een slokje van zijn koffie.

Kenmerken
  • In een beknopte bijzin zijn geen OW en PV aanwezig. 
  • Het OW uit de hoofdzin is gelijk aan het (verborgen) OW in de bijzin!!!




Slide 10 - Tekstslide

Wat staat hier? "Na koffie gedronken te hebben, reed de bus weer verder."
A
de bus dronk koffie
B
de buschauffeur dronk koffie

Slide 11 - Quizvraag

"De kerstversiering van mijn vrouw, hangend aan de keukenmuur, leek er elk moment af te vallen."
A
de kerstversiering valt eraf
B
mijn vrouw hangt aan de keukenmuur
C
de kerstversiering hangt aan de keukenmuur
D
mijn vrouw valt eraf

Slide 12 - Quizvraag

"Verdiept in een boek, viel mijn oog op een moeilijk woord."
A
ik was verdiept in een boek
B
mijn oog viel op een moeilijk woord
C
ik viel op een moeilijk woord
D
mijn oog was verdiept in een boek

Slide 13 - Quizvraag

Formuleren op zinsniveau
3. Foutieve samentrekking

Slide 14 - Tekstslide

Samentrekking


De man koopt een bos bloemen.
De man geeft hem aan zijn vrouw.
> De man koopt een bos bloemen en [de man] geeft hem aan zijn vrouw.




Slide 15 - Tekstslide

Samentrekking
Een samentrekking is een samenvoeging van twee zinnen, waarbij zinsdelen of woorden zijn weggelaten

Onthoud: samentrekkingen:
  1. moeten dezelfde betekenis hebben;
  2. moeten dezelfde vorm hebben (in hetzelfde getal staan);
  3. ze moeten dezelfde grammaticale functie hebben.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden onjuiste samentrekking
  • De man is vorig jaar getrouwd en sindsdien erg ongelukkig.
 
  • Het eten is bijna klaar en kun je straks uit de oven halen.

  • Die boer houdt kippen en van zijn vrouw. 

Slide 17 - Tekstslide

Foutieve samentrekking of niet?

Jorans ouders hebben een luxe auto, maar hij alleen een oude fiets.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 18 - Quizvraag

Foutieve samentrekking door: ongelijke betekenis, ongelijk getal of ongelijke grammatica functie?

Jorans ouders hebben een luxe auto, maar hij alleen een oude fiets.
A
grammaticale functie
B
getal
C
betekenis

Slide 19 - Quizvraag

Foutieve samentrekking of niet?

Mireille heeft haar vriendin gefeliciteerd en ook een cadeau gegeven.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 20 - Quizvraag

Formuleren op zinsniveau
4. Onnodig lijdende vorm

Slide 21 - Tekstslide

Lijdende vorm
Een lijdende vorm is van zichzelf niet fout.
  • nadruk op andere zinsdelen
  • onderwerp ‘verdoezelen’
  • formeler

Maar let op:
  • niet té veel zinnen in de lijdende vorm achter elkaar -> SAAI!!!
  • niet onnodige zinnen in de lijdende vorm -> SAAI!!!
  • gevaar voor incongruentie doordat zinnen te lang worden.

Slide 22 - Tekstslide

Formuleren op zinsniveau
5. Onjuist verwijswoord 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Daar loopt het meisje .............. ik mijn boek uitgeleend heb.
A
waaraan
B
aan wie

Slide 25 - Quizvraag

Het schilderij wat ik het mooiste vind, heb ik gekocht.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

..............hebben alles goed gemaakt
A
Hun
B
Hen
C
Zij

Slide 29 - Quizvraag

We hebben het ......... al verteld.
A
hun
B
hen

Slide 30 - Quizvraag

Formuleren op zinsniveau
6. Onjuiste inversie

Slide 31 - Tekstslide

Stappenplan inversie
1. Kijk of je te maken hebt met hoofdzin+hoofdzin (nevenschikkend) of hoofdzin+bijzin (onderschikkend). Hoofdzin+hoofdzin herken je aan de voegwoorden: en, maar, dus, of, want. 

2. Hoofdzinnen hebben altijd de volgorde onderwerp-persoonsvorm. Controleer of dit klopt, indien je te maken hebt met twee hoofdzinnen. 

3. Verbeter de zin indien nodig: draai persoonsvorm-onderwerp om. 

Slide 32 - Tekstslide

Wat staat hier? "Gistermiddag was ik in de supermarkt en was ik 's avonds weer thuis."
A
gistermiddag was ik thuis
B
gistermiddag was ik 's avonds thuis
C
's avonds was ik in de supermarkt en thuis
D
's avonds was ik thuis

Slide 33 - Quizvraag

Formuleren op zinsniveau
7. Geen symmetrie en onjuiste begrenzing

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Zinnen fout begrenzen
  1. Een (bij)zin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin gepresenteerd (losstaand zinsdeel).
  2. Twee hoofdzinnen worden ten onrechte 'aan elkaar geplakt', soms gescheiden door komma's (zinnen ten onrechte samenvoegen).

Slide 36 - Tekstslide

Als je topsporter wilt worden, zijn doorzetten, talent, goede begeleiding en dat je ouders je steunen belangrijk.
A
Wel symmetrie
B
Geen symmetrie

Slide 37 - Quizvraag

Welke symmetriefout?
"Om de zandzakken te plaatsen, werden vrijwilligers en het leger ingezet."
A
woordgroep naast beknopte bijzin
B
bijzin naast bijzin
C
niet hetzelfde getal

Slide 38 - Quizvraag

Darten dwingt je goed je verstand te gebruiken en goed te reageren
A
goed
B
twee bijzinnen
C
beknopte bijzin naast woordgroep

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide