30/3 Formuleren 4 + 6 incongruentie 3h

donderdag 30/3 3h
  • morgen: leesboek+ oortjes + laptop + schift mee, 4e uur zelfstandig werken aan Nederlands
  • 2e uur mentorles voor div. leerlingen (zie Magister)
  • uitleg Formuleren 6 Incongruentie
  • test LessonUp
  • Formuleren H6 Incongruentie blz. 198
  • maken startopdracht en opdracht 1 en 2
  • maken huiswerk Spelling H5 en H6 maken op digitale methode
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

donderdag 30/3 3h
  • morgen: leesboek+ oortjes + laptop + schift mee, 4e uur zelfstandig werken aan Nederlands
  • 2e uur mentorles voor div. leerlingen (zie Magister)
  • uitleg Formuleren 6 Incongruentie
  • test LessonUp
  • Formuleren H6 Incongruentie blz. 198
  • maken startopdracht en opdracht 1 en 2
  • maken huiswerk Spelling H5 en H6 maken op digitale methode

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren 6 :Incongruentie
Als het getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp en dat van de persoonsvorm niet overeenkomen, is er sprake van incongruentie. Incongruentie is dus altijd fout

Incongruentie kan de volgende oorzaken hebben:

Slide 2 - Tekstslide

oorzaken incongruentie
  • Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud. bv. een aantal, een deel, minder dan de helft
  • De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar door andere zinsdelen die er tussen staan
  • Het meewerkend voorwerp wordt aangezien als onderwerp. bv.  (aan) De omstanders werd verzocht een stapje terug te doen

Slide 3 - Tekstslide

Test LessonUp

Pak je laptop
Log in 
test 8 vragen

Slide 4 - Tekstslide

Volgende zin juist(congruentie) of onjuist?
Een aantal mensen komt altijd te laat.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

juist of onjuist?
50% van de jongeren besteden veel tijd aan sport.
A
onjuist
B
juist

Slide 6 - Quizvraag

Incongruentie of niet?
De juistheid van de cijfers werden in twijfel getrokken door de accountant.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Incongruentie of niet?
Tachtig procent van de eindexamenleerlingen is geslaagd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Aan de nieuwe leden werden gevraagd vroeg te komen.
B
Aan de nieuwe leden werd gevraagd vroeg te komen.
C

Slide 9 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De media besteedt veel aandacht aan de formatie van het kabinet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Een aantal auto's bezorgen een lange file.
B
Een aantal auto's bezorgt een lange file.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Twee paar schoenen staan in de gang.
B
Twee paar schoenen staat in de gang.

Slide 12 - Quizvraag

maken 
Formuleren 6 blz. 198
  • maken startopdracht en opdracht 1 samen
  • zelfstandig maken opdracht 2 en nakijken
  • overige tijd: huiswerk Spelling H5 (blz. 168: 2, 5 en 7) maken en oefenen voor spelling en formuleren

Slide 13 - Tekstslide

toets spelling en formuleren
  • sommige(n), beide(n) enz.
  • meervouden trema/apostrof
  • getallen
  • werkwoordspelling (ook Eng. ww)
  • foutieve samentrekking
  • beknopte bijzin
  • incongruentie
  • verwijswoorden

Slide 14 - Tekstslide

oefenen spelling en formuleren
  • lezen/leren theorie uit het boek
  • opdrachten maken op de digitale methode
  • oefenen op Cambiumned.nl onderdelen Spelling en Formuleren
  • uitleg filmpjes kijken over bv. beknopte bijzin, foutieve samentrekking, incongruentie, verwijswoorden enz.

Slide 15 - Tekstslide

Op onze vakantiebestemming aangekomen, vielen de mussen van het dak.
A
goede beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Liggend op zijn badmat las Achmed zijn dagblad.
A
goede beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Na een lange wandeling bleken de boeken niet aanwezig te zijn.
A
foutieve beknopte bijzin
B
goede beknopte bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
goede beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 19 - Quizvraag

Huppelend van blijdschap, kwam het meisje de klas binnen.
A
goede beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 20 - Quizvraag

Liggend in het gras scheen de zon behoorlijk fel.
A
goede beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Hoofdzin of bijzin?
Hoe herken je een hoofdzin? De pv en het ow staan naast elkaar (er kan niets tussen).
Voorbeeld: Als ik nieuwe schoenen koop, wil ik ze meteen aan

Hoe herken je een bijzin? Je kunt nog iets tussen het ow en de pv zetten. Voorbeeld: Toen ik thuis kwam, stond mijn boze moeder me op te wachten.



Slide 23 - Tekstslide

Beknopte bijzin
Bij een beknopte bijzin ontbreken de persoonsvorm en het onderwerp. Er is wel een verzwegen onderwerp. Dat is eigenlijk een onderwerp dat niet genoemd wordt. Het verzwegen onderwerp moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin, anders klopt de zin niet.
1. Wachtend op de bus, hielden ze elkaars hand vast. GOED (ze wachten)
2. Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder. FOUT (de bus drinkt geen koffie)

Slide 24 - Tekstslide

vervolg beknopte bijzin
Als een beknopte bijzin niet klopt (omdat het ow in de hoofd- en bijzin niet hetzelfde zijn), is er sprake van een foutieve beknopte bijzin.

Slide 25 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort

  • Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
  • Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm
  • Een beknopte bijzin heeft als vorm: te + infinitief, of
  • Een beknopte bijzin heeft als vorm: deelwoord

Slide 26 - Tekstslide

Beknopte bijzin goed of fout?



Om vast te stellen of de beknopte bijzin goed of fout is, volg je 3 stappen.
  1. noteer het ow van de hoofdzin
  2. wat is het verzwegen ow van de bijzin?
  3. hetzelfde? Zo niet, dan fout.

Slide 27 - Tekstslide

Beknopte (foutieve) bijzin
In een beknopte bijzin ontbreekt het onderwerp. Voorbeeld: Liggend in de zon las ik een boek.
Eigenijk staat er: Terwijl ik in de zon lag, las ik een boek. Het onderwerp van deze bijzin is 'ik' , net zoals het onderwerp van de hoofdzin. Dit is dus een goede beknopte bijzin.
Voorbeeld foutieve bijzin: Liggend in de zon schonk mijn moeder fris voor mij in. Onderwerp bijzin = ik, onderwerp hoofdzin = mijn moeder. Dit is dus een foutieve beknopte bijzin. Controleer dus altijd of het (verzwegen) onderwerp van de bijzin en de hoofdzin hetzelfde zijn!

Slide 28 - Tekstslide