Aanwijzend en vragend voornaamwoord 2H

10 min lezen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 min lezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag

- Herhaling woordsoorten leerjaar 1
- Uitleg aanwijzend en vragend voornaamwoord
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Welk woorden zijn werkwoorden in deze zin:
Ik heb mij ziek gemeld.
A
Ik heb
B
heb ziek
C
mij gemeld
D
heb gemeld

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel lidwoorden zie ik in deze zin:
Op de markt liep ik met een tas naar het kraampje met snoepgoed.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is een zn in deze zin:
Mijn boek is uit.
A
Mijn
B
boek
C
is
D
uit

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bn in de volgende zin:
Op een goede dag loopt Warner door het bos.
A
Op
B
goede
C
Warner
D
door

Slide 6 - Quizvraag

Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 7 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Afk = aanw.vnw

Het wijst een mens, dier of ding aan. Vaak staat dat zn erachter, maar anders kan je die erachter bedenken.

Aanw.vnw zijn: deze, die, dat, dit, zulk, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?
A
het
B
dat
C
gelukt
D
in

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Hij vond dit het mooiste cadeau.
A
dit
B
het
C
mooiste
D
cadeau

Slide 10 - Quizvraag

Vragend voornaamwoord
afk= vr.vnw

Vragend voornaamwoorden staan aan het begin van een vraag.
Of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Wat zijn de vragend voornaamwoorden:
wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?
A
Wie
B
mee
C
naar
D
de

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.
A
vraagt
B
aan
C
wat
D
heeft

Slide 13 - Quizvraag

Aan de slag
Huiswerk:
cursus 5 grammatica
§4 aanwijzend en vragend voornaamwoord
opdracht 1, 4 en 5.

Online maken of op blz. 212, 213

Slide 14 - Tekstslide