Hoofdstuk 2 - Markt en overheid

Markt & Overheid H2
Van volledige mededinging naar monopolie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Markt & Overheid H2
Van volledige mededinging naar monopolie

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Activeren voorkennis
  • Uitleg hoofdstuk 2
  • Maken/HW opdr. 2.1 t/m 2.6
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Bij volledige mededinging zijn er veel aanbieders.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Bij volledige mededinging is er sprake van een heterogeen goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van de markt van een volledige mededinging?
A
veel aanbieders
B
Heterogene goederen
C
Transparante markt
D
makkelijke toetreding

Slide 5 - Quizvraag

Denk aan het schema.....

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • De kenmerken van de marktvorm monopolie beschrijven.

  • Het gedrag van de monopolist beschrijven.

  •  In een grafiek of tabel met de totale kosten en totale opbrengsten van een monopolist bepalen welke prijs en afzet de monopolist zal kiezen gegeven zijn doelstelling (maximale winst, maximale omzet, break-even). 

  • In een grafiek of tabel met de marginale en gemiddelde kosten en marginale en gemiddelde opbrengsten van een monopolist bepalen welke prijs en afzet de monopolist zal kiezen gegeven zijn doelstelling (maximale winst, maximale omzet, break-even).

Slide 7 - Tekstslide

Opbrengst, kosten en winst

p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet
  • TO = p x q
TCK = Totale Constante Kosten 
             (onafhankelijk van q)
TVK = Totale Variabele Kosten
             (afhankelijk van q)
TK    = Totale Kosten
  • TK  = TCK + TVK
TW   = Totale Winst
  • TO - TK
Gemiddeld en marginaal

GCK = Gemiddelde Contante Kosten
  • GCK = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten
  • GVK = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten
  • GTK = TK / afzet (q)
  • GTK = GCK + GVK
GO  = Gemiddelde Opbrengst
  • GO = TO / afzet (q)
MO = Marginale Opbrengst
MK  = Marginale Kosten
MW = Maximale Winst als MO = MK!

Slide 8 - Tekstslide

Verschil tussen een volkomen concurrentie (H1) en een monopolie (h2)
 Bij volkomen concurrentie loopt de prijsafzetlijn horizontaal omdat de ondernemer geen invloed
heeft op de prijs. Een individuele ondernemer kan alleen de hoeveelheid aanpassen.

Elk extra verkocht product levert dezelfde opbrengst op, ook wel marginale opbrengst (MO). Daarom geldt bij deze marktvorm: P = GO = MO.

Slide 9 - Tekstslide

Volkomen concurrentie

Slide 10 - Tekstslide

En bij een monopolie (h2).....
bij de marktvormen monopolie en monopolistische concurrentie kan de producent zelf (deels) de prijs voor zijn product bepalen (prijszetter). De prijsafzetlijn van de producent heeft een dalend verloop en valt niet meer samen met de MO-lijn. 

Bij een lagere prijs betalen zowel nieuwe klanten als klanten die een hogere betalingsbereidheid hebben, de lagere prijs. Gevolg: de MO-lijn daalt tweemaal zo snel als de GO-lijn

Slide 11 - Tekstslide

Monopolie

Slide 12 - Tekstslide

Belangrijk om te onthouden
  • Zolang de marktprijs hoger is dan de gemiddelde totale kosten, maakt een bedrijf winst. Als de marktprijs lager is dan de gemiddelde totale kosten, maar hoger dan de gemiddelde variabele kosten, verdient een bedrijf nog een deel van de constante kosten terug. Als de marktprijs lager is dan de gemiddelde variabele kosten, zal het bedrijf de productie onmiddellijk staken.

  • Oftewel: Als je iets aan wilt bieden, dan moet de verkoopprijs hoger zijn dan de marginale kosten.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Verschillende doelstellingen
  1. Maximale omzet om meer klanten te trekken (MO=0)
  2. Kostendekking, waarbij TO=TK of GO=GTK (break-even-punt)
  3. Maximale totale winst (MO=MK)

Slide 17 - Tekstslide

Maximale omzet (1)
  • Als MO groter is dan 0 zal de omzet blijven stijgen.

  • Als MO kleiner is dan 0 zal de omzet gaan dalen.

Want: MO (marginale opbrengst) is de extra opdracht als er 1 product meer verkocht wordt.

Slide 18 - Tekstslide

MO = 0

Slide 19 - Tekstslide

Kostendekking (2)
Een zo groot mogelijke afzet zonder verlies te maken.

TO = TK, oftewel TW = 0

OF

GO = GTK

Slide 20 - Tekstslide

TO = TK, 2 voorbeelden

Slide 21 - Tekstslide

Maximale totale winst (3)
Als MO > MK, neemt de TO meer toe dan de TK, dus stijgt TW.
Als MO < MK, neemt de TK meer toe dan de TO, dus daalt TW.

De totale winst (TW) is dus maximaal als MO = MK.

TW = TO - TK.
Of TW = (GO - GTK) x q

Slide 22 - Tekstslide

Maximale Winst

Slide 23 - Tekstslide

De marginale opbrengsten zijn:
A
De totale opbrengsten
B
De prijs - variabele kosten per stuk
C
De extra opbrengsten als ik 100 producten extra maak
D
De extra opbrengsten als ik 1 product extra maak

Slide 24 - Quizvraag

MK = GVK
A
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de energie kosten
B
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de constante kosten
C
Elk product dat extra gemaakt wordt kost geen 1x extra de constante kosten
D
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de variabele kosten

Slide 25 - Quizvraag

Break-even
A
GO - GTK
B
GVK + GCK
C
P = GO = MO
D
GO = GK

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een monopolie?
A
Als één bedrijf in een bepaald product handelt
B
Als een bedrijf één eigenaar heeft
C
Als een bedrijf ook forten mag bouwen
D
Als een bedrijf aandelen verhandelt

Slide 27 - Quizvraag

MO = 0
A
vertelt ons de productie-omvang waarbij er geen winst en geen verlies gemaakt wordt
B
vertelt ons bij welke productie-omvang de producent maximale omzet haalt.
C
vertelt ons bij welke productie-omvang het bedrijf maximale winst haalt.

Slide 28 - Quizvraag

Maximale winst
A
MO = MK
B
TO = TK
C
MO = 0
D
GO = GK

Slide 29 - Quizvraag

De marginale opbrengsten zijn:
A
De totale opbrengsten
B
De prijs - variabele kosten per stuk
C
De extra opbrengsten als ik 100 producten extra maak
D
De extra opbrengsten als ik 1 product extra maak

Slide 30 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Maak opdracht 2.1 t/m 2.6


Slide 31 - Tekstslide