Werkwoorden met een vast voorzetsel

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

voorzetsels

Jan wacht ... de bus.

1. in
2. naar
3. op
4. met

Fatma zorgt ... haar kinderen

1. van
2. voor
3. over
4. met

Ahmed heeft interesse ... techniek.

1. in
2. aan
3. van
4. met

Wij sparen ... een nieuwe auto.

1. van
2. over
3. met
4. voor

Hans en Julia genieten ... de lente.

1. voor
2. in
3. van
4. met

Ruth kijkt met haar kinderen ... een mooie film.

Henk kan goed omgaan ... kleine kinderen.

Asad geeft een ketting ... zijn vrouw.

Dani zegt ... zijn vriend dat hij morgen moet werken.

Nina luistert niet ....

Peter klaagt ....

Ik maak me zorgen ...

Jan bedankt Annie ....

Wij houden ....

Maak een zin met het voorzetsel van de spinner.