Examen Nederlands, schrijven

Examens Nederlands
Schrijven locatie en tijd volgen
Spreken en gesprekken voeren (17-06)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Examens Nederlands
Schrijven locatie en tijd volgen
Spreken en gesprekken voeren (17-06)

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ziet het examen eruit?
Je krijgt twee schrijfopdrachten en deze werk je uit op een laptop. Je kunt gebruik maken spellingscontrole maar niet van internet. 

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht specifieke kenmerken.
In de schrijfopdracht die je krijgt staan specifieke onderdelen die in de opdracht moeten komen te staan. 

Slide 3 - Tekstslide

Beschrijf:
Welke vakken je krijgt en wat je in les doet?

Niet: Nederlands, oefeningen.



Slide 4 - Tekstslide

Welke vakken krijg je?

Slide 5 - Open vraag

Hoe ziet een les eruit?

Slide 6 - Open vraag

Wel:
Welke vakken krijgen we op school
Op de theoriedagen krijgen we les in de volgende vakken: rekenen, Nederlands, burgerschap en LOB. Bij de les Nederlands krijgen we een korte uitleg en daarna kunnen we zelf aan de slag. In de lessen doen we oefeningen om beter te leren wat we leuk vinden.

Slide 7 - Tekstslide

Samenhang
Gebruik een korte inleiding. Verwerk dan de onderwerpen die in je schrijfopdracht moeten voorkomen in de kern. Sluit af met een slot. 

Slide 8 - Tekstslide

Gebruik alinea's.
Gebruik alinea’s, onderdelen van een tekst die bij elkaar horen.
Deze alinea’s mag je ook je een titel geven.


Laat een witregel open tussen de alinea's.

Slide 9 - Tekstslide

Niet:
Inleiding, kern, slot als alinea als titels gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Wel
De regels op school
Op het ROC van Twente gelden enkele regels. Bijvoorbeeld dat je een mondkapje draagt in gangen en dat je je handen ontsmet wanneer je binnenkomt.

Na de Entreeopleiding
Als je de Entreeopleiding goed hebt afgerond kun je een inschrijving doen aan een niveau 2 opleiding. Sommige studenten kiezen ervoor om te gaan werken.

Slide 11 - Tekstslide

Afstemming doel.
In de opdracht staat het doel van de opdracht. Dit kan zijn:


Slide 12 - Tekstslide

Informeren:
 Je geeft informatie over een bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld informatie over je opleiding. Welke vakken volg je? Wat vind je van de opleiding. Welke regels zijn belangrijk op school?

Slide 13 - Tekstslide

Instrueren:
 Je geeft een instructie over hoe iets werkt/gaat. Bijvoorbeeld, je legt uit hoe je van Hengelo Centrum naar school kunt komen. Of hoe de laptops op school werken.
Veel voorkomende signaalwoorden: Ten eerste, daarna en vervolgens.



Slide 14 - Tekstslide

Overtuigen
De lezer overtuigen van jouw mening. Bijvoorbeeld de lezer overtuigen dat ze Entreeopleiding moeten volgen aan het ROC van Twente. Je benoemt voordelen van de opleiding in je tekst.

Slide 15 - Tekstslide

Afstemming op publiek
Woordgebruik en toon aanpassen aan de lezer (publiek).


Je schrijft woorden op die de lezer begrijpt.



Slide 16 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Bijvoorbeeld: In het geval dat je een brief schrijf aan DUO dan gebruik je u, geachte heer, mevrouw etc. (Formeel taalgebruik).

Slide 17 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
Bijvoorbeeld: Als je informatie geeft aan een toekomstige student dan gebruik je /je/ en geen u. (Informeel taalgebruik) 

Slide 18 - Tekstslide

Woordenschat en woordgebruik
Probeer af te wisselen in je woordgebruik.
Gebruik woorden uit de schrijfopdracht; neem ze letterlijk over. Want deze woorden zijn sowieso goed geschreven.
Let ook op de voorzetsels en bezittelijk voornaamwoorden: 
Bijvoorbeeld: Mijn fiets en niet me fiets.


Slide 19 - Tekstslide

Verbeter deze zin:
ik ken een goeie trainer bij de tennis

Slide 20 - Open vraag

Spelling, interpunctie en grammatica.
Zorg voor goedlopende zinnen. Liever twee korte zinnen dan 1 heel lange zin.


Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met punt. Niet 3 uitroeptekens of vraagtekens gebruiken ??? !!!.



Slide 21 - Tekstslide

Spelling, interpunctie en grammatica.
Lees na afloop de zinnen in je hoofd nog eens aan jezelf voor, loopt deze zin wel goed? Zo niet, pas de zin aan.



Ontwijk woorden waarvan je niet weet hoe je ze moet schrijven.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe schrijf je...
A
smorgens
B
's- morgens
C
's morgens
D
s'morgens

Slide 23 - Quizvraag

Leesbaarheid
Titel, tussenkopjes en een slotzin.

Een pakkende titel:
Niet: De Entreeopleiding.
Wel: Wat kun je verwachten van de Entreeopleiding?

Slide 24 - Tekstslide

Leesbaarheid
Slot:
Niet: Dit was mijn verhaal.
Wel: De Entreeopleiding is een afwisselende opleiding aan het ROC van Twente.

Slide 25 - Tekstslide