bezittelijk voornaamwoord

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

Ziel

Aan het einde van de les kan ik de bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?

1. Hoe
2. heet
3. jouw
4. oma

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes

1. haar
2. moeder
3. heet
4. Agnes

Nu in het Duits....

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?

1. Wie
2. heißt
3. deine
4. Oma

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.

1. Ihre
2. Tante
3. 23 Jahre
4. alt

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?

Das ist Ihr Fahrrad.

1. das
2. ist
3. Ihr
4. Fahrrad

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een E ?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. meervoud

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"

1. waar
2. niet waar

Vertaal in het Duits:

een

1. kein - keine
2. mein - meine
3. ein - eine
4. sein - seine

Vertaal in het Duits:

geen

1. kein - keine
2. dein - deine
3. ein - eine
4. sein - seine

Kies het juiste antwoord.

mijn ________________ Vater

1. mein
2. meine

Kies het juiste antwoord.

onze ________________ Dusche

1. unser
2. unsere

Kies het juiste antwoord.

jouw ________________ Handy (o)

1. dein
2. deine

Kies het juiste antwoord.

zijn ________________ Fernseher (m)

1. sein
2. seine

Kies het juiste antwoord.

haar ________________ Schlafzimmer (o)

1. ihr
2. ihre

Kies het juiste antwoord.

jullie ________________ Küche

1. euer
2. eure

Kies het juiste antwoord.

uw ________________ Garten (m)

1. Ihr
2. Ihre

Kies het juiste antwoord.

hun ________________ Wohnung (v)

1. ihr
2. ihre

Bezittelijke voornaamwoorden

mijn

jouw

zijn

haar

ons/onze

jullie

hun/uw

mein

dein

sein

ihr

unser

euer

ihr/Ihr

Vertaal de bezittelijke voornaamwoorden

mijn

jouw

zijn/haar

ons/onze

jullie

hun/uw

mein(e)

dein(e)

sein(e) / ihr(e)

unser(e)

euer(e)

ihr(e)/Ihr(e)

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern

1. meine
2. dein
3. ihre
4. unsere

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Das ist ( uw) Haus.

1. ihr
2. Ihre
3. ihre
4. Ihr

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn) Buch

1. meine
2. meiner
3. meines
4. mein

Was ist (jouw) Name (m)?

1. sein
2. mein
3. dein
4. Ihr

(Mijn) Hobby (o) ist Handball.

1. Meine
2. Mein
3. Deine
4. Dein

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.

1. Unser
2. Euere
3. Unsere
4. Euer

Das ist (mijn) Fahrrad (o).

1. meine
2. deine
3. mein
4. sein

Dit kan ik nu

Door een zin te vertalen het bezittelijke voornaamwoord herkennen.

Door een zin te vertalen naar het Nederlandse het correcte bezittelijk voornaamwoord te gebruiken in het Duits.

Lernziel:
Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits gebruiken.

😒🙁😐🙂😃

Ende 

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Duits?