In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Waarvoor staat de afkorting ARBO?
A
Arbodienst
B
arbeidsomstandigheden
C
bedrijfsarts
Slide 1 - Quizvraag
Wat verstaan we in de arbeidsomstandighedenwetgeving onder werknemers?
A
medewerkers in vaste dienst, uitzendkrachten en stagiairs
B
uitsluitend medewerkers in vaste dienst
C
medewerkers in vaste dienst , uitzendkrachten en medewerkers van onderaannemers
Slide 2 - Quizvraag
3 Door een verkeerde werkhouding of door een stoffige omgeving, kun je gezondheidsklachten krijgen.Wie zijn er verantwoordelijk voor de gezondheidsbescherming van de werknemers? Meerdere antwoorden zijn juist.
A
de direct leidinggevende
B
de arbodienst
C
de werkgever
D
de arbeidsinspectie
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent het wanneer een machine is voorzien van een CE-markering?
A
de machine is in Europa geproduceerd
B
de machine voldoet aan de minimale Europese veiligheidseisen
C
de machine is goedgekeurd
Slide 4 - Quizvraag
Hoe kunnen we struikelen, uitglijden of verstappen voorkomen?
A
door het dragen van onaangepast schoeisel
B
de werkvloer mag niet te vaak schoongemaakt worden
C
door de werkplek ordelijk en netjes te houden
Slide 5 - Quizvraag
Waarom worden er preventieve maatregelen genomen?
A
om ongevallen en gezondheidsschade te voorkomen
B
om gevaarlijke situaties te herkennen
C
om achteraf onveilige situaties te corrigeren
Slide 6 - Quizvraag
Hoe kun je voor het werken aan een afsluitkraan in een toevoerleiding, de leiding veiligstellen?
A
door het plaatsen van lekbakken
B
door het plaatsen van een steekflens voor en achter de afsluitkraan
C
door het dichtdraaien van de afsluitkraan
Slide 7 - Quizvraag
Waartoe worden gele en witte strepen op vloeren gebruikt?
A
om grenzen af te bakenen van doorgangen die moeten worden vrijgehouden
B
voor markering van smalle en lage doorgangen
C
voor markering van voorwerpen waartegen iemand zich kan stoten
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent dit bord?
A
het waarschuwt voor ioniserende straling
B
het waarschuwt voor biologisch gevaar
C
het waarschuwt voor laserstralen
Slide 9 - Quizvraag
je werkt met een elektrische boormachine. je ziet dat het netsnoer beschadigd is. de koperdraden zijn te zien. wat moet je doen?
A
machine niet gebruiken melden bij je leidinggevende
B
het snoer zelf vervangen
C
de boormachine wegleggen en een andere gebruiken
Slide 10 - Quizvraag
in de bedrijfskantine heeft de mouw van de kok vlamgevat. je besluit de brand te gaan bestrijden. welk blusmiddel moet je gebruiken
A
blusdeken
B
brandblusser klasse c
C
zand
Slide 11 - Quizvraag
je werkt op de bouwplaats je wilt je voeten beschermen met veiligheidsschoenen. wat zorgt er voor voldoende bescherming meerdere antwoorden zijn juist
A
een versterkte neus
B
een antislipzool
C
een versterkte zool
D
geschikt voor droge omstandigheden
Slide 12 - Quizvraag
je moet gaan werken in een uitgraving van 1,50 meter diep op een industrieel terrein. met welke gevaren moet je rekening houden meerdere antwoorden zijn juist
A
verontreinigde grond
B
vrijkomen van giftige dampen
C
elektrocutiegevaar
D
verdrinkingsgevaar
Slide 13 - Quizvraag
voor het gebruik van een steiger/stelling gelden bepaalde regels. welke van onderstaande beweringen zijn juist? meerder antwoorden zijn juist.
A
op de steigerkaart staat of de steiger/stelling betreden mag worden
B
op een hangbruginstallatie moet je een veiligheidsharnas dragen
C
je mag op een steigervloer zelf een leuning aanbrengen
D
een steigervloer moet beveiligd worden met een leuning op 1,5 m hoogte
Slide 14 - Quizvraag
deze uitleg hoort bij de volgende 3 vragen
je werkt in een petrochemisch bedrijf. voor welke werkzaamheben moet je een werkvergunning hebben?
Slide 15 - Tekstslide
laswerken in brandgevaarlijke omgevingen
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quizvraag
werken in een besloten ruimte
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quizvraag
reinigen van het kantoor
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quizvraag
deze uitleg hoort bij de volgende 3 vragen.
je hebt de opdracht om gascilinders veilig op te slaan. Wat moet je doen?
Slide 19 - Tekstslide
de cilinders in een gasdichte ruimte opslaan.
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quizvraag
de cilinders met een ketting vastzetten aan de muur.
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quizvraag
de cilinders op de werkplek opslaan
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
sleep de stukken tekst naar de juiste brillen
autogeen lassen
schoonmaakwerkzaamheden met hogedrukreiniger
schoonmaakwerkzaamheden aan een plafond met een schoonmaakmiddel
schoonmaakwerkzaamheden met een gevaarlijke vloeistof
Slide 23 - Sleepvraag
je moet een gasleiding repareren in de kruipruimte van een flat de kruipruimte ruikt heel muf en is warm en vochtig je vertrouwt het niet en besluit het werk niet te doen wie moet je informeren
A
je werkgever
B
de inspectiedienst
C
de verhuurder van de flat
Slide 24 - Quizvraag
wat betekend dit bord
A
biologisch gevaar
B
gebaar voor radioactieve stoffen
C
gevaar voor laserstraal
Slide 25 - Quizvraag
voor het begin van een nieuwe taak of na een onderbreking is het belangrijk dat je zelf een bepaalde controle doet. welke controle is dat?
A
een TRA
B
een RI&E
C
een LMRA
Slide 26 - Quizvraag
je bent werkzaam in een constructiewerkplaats met een elektrisch aangedreven freesmachine. welke beveiliging pas je toe om te voorkomen dat bij spanningsuitval de machine weer in bedrijf kan komen?
A
een nullastschakelaar
B
een aardlekschakelaar
C
een noodstopinrichting
Slide 27 - Quizvraag
in een grote bedrijfshal kom je het volgende bord tegen. wat betekend dit bord?