oefenen PW Thema 4

de drie domeinen zijn
A
archea, schimmels en bacteriën
B
schimmels, bacteriën en eukaryoten
C
archea, bacteriën en eukaryoten
D
archea, eukaryoten en schimmels
1 / 61
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 61 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

de drie domeinen zijn
A
archea, schimmels en bacteriën
B
schimmels, bacteriën en eukaryoten
C
archea, bacteriën en eukaryoten
D
archea, eukaryoten en schimmels

Slide 1 - Quizvraag

Organen die hun functie zijn verloren noemen we?
A
Homologe organen
B
Analoge organen
C
Rudimentaire organen

Slide 2 - Quizvraag

Welke van de volgende organen zijn rudimentair?
A
De staartwervels van een hagedis
B
De staartwervels van een mens
C
De vleugels van een vleermuis
D
De vleugels van een insect

Slide 3 - Quizvraag

een populatie is
A
een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied
B
een groep organismen die zich in een biotoop bevinden

Slide 4 - Quizvraag

een soort evolueert als
A
er ongeslachtelijke voortplanting geweest is
B
als de oorspronkelijke kenmerken uitsterven en mutanten blijven voortbestaan
C
er veel gejaagd wordt

Slide 5 - Quizvraag

onderstaande is GEEN argument voor de evolutietheorie
A
rudimentaire organen
B
fossielen
C
overeenkomst in bouw
D
aanpassing aan het milieu

Slide 6 - Quizvraag

een voorbeeld van een rudimentair orgaan is
A
een kromme neus
B
het hart
C
de blinde darm
D
een nier

Slide 7 - Quizvraag

hoeveel jaar geleden ontstonden de eerste bacteriën?
A
4000 miljoen jaar
B
3500 miljoen jaar
C
3000 miljoen jaar
D
2500 miljoen jaar

Slide 8 - Quizvraag

tijdens welk tijdperk kwamen de eerste dieren aan land?
A
Jura
B
Devoon
C
krijt
D
cambrium

Slide 9 - Quizvraag

waardoor stierven de dinosaurussen uit?
A
door de inslag van een meteoriet
B
door de ijstijd
C
door de opwarming van de Aarde

Slide 10 - Quizvraag

nieuwe genotypen ontstaan door
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting

Slide 11 - Quizvraag

door natuurlijke selectie
A
krijg je nieuwe soorten organismen
B
blijft elke soort goed aangepast aan het milieu
C
worden groepen organismen geïsoleerd

Slide 12 - Quizvraag

een aanpassing aan het milieu is
A
goede ogen
B
in een groep leven
C
een schutkleur
D
in een gezonde leefomgeving wonen

Slide 13 - Quizvraag

Gisten behoren tot het domein van
A
de bacteriën
B
planten
C
eukaryoten
D
archea

Slide 14 - Quizvraag

Welk domein is Meercellig?
A
Eukaryoten
B
Archea
C
Bacteriën

Slide 15 - Quizvraag

Welke Organismen hebben Geen Celkern?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën/Archea

Slide 16 - Quizvraag

kenmerken van archea zijn
A
wel een celkern, celwand
B
geen celkern, celmembraan/celwand
C
wel een celkern, celwand
D
celwand en celmembraan

Slide 17 - Quizvraag


Geleedpotigen zijn:
A
tweezijdig symmetrisch
B
veelzijdig symmetrisch
C
niet symmetrisch
D
asymmetrisch

Slide 18 - Quizvraag

Dit is GEEN klasse van de geleedpotigen
A
Insecten
B
Vissen
C
Kreeftachtigen
D
Veelpotigen

Slide 19 - Quizvraag

Dit dier
is GEWERVELD
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 20 - Quizvraag

geleedpotigen zijn bijvoorbeeld
A
kwal
B
krab
C
slak
D
worm

Slide 21 - Quizvraag

Eukaryoten hebben bladgroenkorrels
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

De groep van de gewervelden zijn een...
A
...rijk
B
... hoofdgroep
C
...stam
D
... klasse

Slide 23 - Quizvraag

Eukaryoten zijn ingedeeld in...
A
Schimmels, planten en dieren
B
Schimmels en planten
C
Bacteriën en archaea
D
Mensen en dieren

Slide 24 - Quizvraag

Een hooiwagen is een geleedpotig dier.
Tot welke groep van de geleedpotigen behoort een hooiwagen?

A
spinachtigen
B
insecten
C
kreeftachtigen
D
veelpotigen

Slide 25 - Quizvraag

Geleedpotigen zijn een
A
Rijk
B
Stam
C
Klasse
D
Orde

Slide 26 - Quizvraag

Bacteriën hebben
A
wel een celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
B
wel een celwand wel een celkern geen bladgroenkorrels
C
geen celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
D
wel een celwand geen celkern geen bladgroenkorrels

Slide 27 - Quizvraag

Bacteriën hebben GEEN .....
A
celwand
B
celkern
C
celmembraan
D
celplasma

Slide 28 - Quizvraag

bacterien zijn
A
eencellig
B
meercellig

Slide 29 - Quizvraag

Schimmelcellen hebben geen...
A
celwand
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
cytoplasma

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de kleinste groep bij ordening?
A
Geslacht
B
Ras
C
Soort
D
Domein

Slide 31 - Quizvraag

Wat is geen rijk bij het ordenen?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Schimmels

Slide 32 - Quizvraag

Tot het domein van de eukaryoten behoren NIET
A
schimmels
B
planten
C
dieren
D
bacteriën

Slide 33 - Quizvraag

Eukaryoten hebben bladgroenkorrels
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Horen de bacteriën bij de eukaryoten?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

De mens is een eukaryote organisme
A
eens
B
oneens

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van Eukaryoten?
A
Eencellig
B
Meercellig
C
Celkern
D
Celwand

Slide 37 - Quizvraag

archaea zijn eukaryoten
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Eukaryoten zijn altijd eencellig
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Eukaryoten zijn ingedeeld in...
A
Schimmels, planten en dieren
B
Schimmels en planten
C
Bacteriën en archaea
D
Mensen en dieren

Slide 40 - Quizvraag

Kenmerken van geleedpotigen zijn:
A
Uitwendig skelet, tweezijdig symmetrisch, vleugels
B
Uitwendig skelet, tweezijdig symmetrisch, poten in delen
C
Inwendig skelet, veelzijdig symmetrisch, 6 poten
D
Inwendig skelet, tweezijdig symmetrisch, inwendig skelet, poten in delen

Slide 41 - Quizvraag

Eukaryoten zijn ALTIJD meercellig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Geleedpotigen hebben een...
A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 43 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van Eukaryoten?
A
Eencellig
B
celmembraan
C
Celkern
D
Celwand

Slide 44 - Quizvraag

Gewervelden
A
Symmetrisch met skelet
B
Symmetrisch zonder skelet
C
Asymmetrisch met skelet
D
Asymmetrisch zonder skelet

Slide 45 - Quizvraag

Wat valt niet onder de gewervelden?
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Koningsvaren
D
Zoogdieren

Slide 46 - Quizvraag

Gewervelden hebben een
A
... uitwendig skelet
B
... inwendig skelet
C
... geen skelet

Slide 47 - Quizvraag

Eukaryoten zijn altijd eencellig
A
juist
B
onjuist

Slide 48 - Quizvraag

Alle gewervelden zijn/hebben
A
Uitwendig skelet en tweezijdig symmetrisch
B
Inwendig skelet en tweezijdig symmetrisch
C
Uitwendig skelet en veelzijdig symmetrisch
D
Inwendig skelet en veelzijdig symmetrisch

Slide 49 - Quizvraag

Geleedpotigen zijn een
A
Rijk
B
Stam
C
Klasse
D
Orde

Slide 50 - Quizvraag

Horen de bacteriën bij de eukaryoten?
A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quizvraag

Tot het domein van de eukaryoten behoren NIET
A
schimmels
B
planten
C
dieren
D
bacteriën

Slide 52 - Quizvraag

Een gewervelde is:
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 53 - Quizvraag

Een vlieg is een geleedpotige
A
Ja
B
Nee

Slide 54 - Quizvraag

archaea zijn eukaryoten
A
juist
B
onjuist

Slide 55 - Quizvraag

kenmerken van archea zijn
A
wel een celkern, celwand
B
geen celkern, celmembraan/celwand
C
wel een celkern, celwand
D
celwand en celmembraan

Slide 56 - Quizvraag

Welk domein is Meercellig?
A
Eukaryoten
B
Archea
C
Bacteriën

Slide 57 - Quizvraag

In welke hoofdgroep bestaan alle organisme uit 1 cel?
A
dieren
B
Bacteriën
C
schimmels
D
Eukaryoten

Slide 58 - Quizvraag

Welke Organismen hebben Geen Celkern?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën/Archea

Slide 59 - Quizvraag

de drie domeinen zijn
A
archea, schimmels en bacteriën
B
schimmels, bacteriën en eukaryoten
C
archea, bacteriën en eukaryoten
D
archea, eukaryoten en schimmels

Slide 60 - Quizvraag

Gisten behoren tot het domein van
A
de bacteriën
B
planten
C
eukaryoten
D
archea

Slide 61 - Quizvraag