N2M_ne_toetsvoorbereiding H5_Auagram

Donderdag, 22 april 2021
Toetsvoorbereiding

&

Vraag van vandaag:
Wat is een auagram?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Donderdag, 22 april 2021
Toetsvoorbereiding

&

Vraag van vandaag:
Wat is een auagram?

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
  • Lezen
     je kunt kritisch lezen om te beoordelen of een tekst betrouwbaar is.
  • Woordenschat
     Je weet hoe je de betekenis van een samenstelling op moet zoeken in een   woordenboek. 
     Je kunt erachter komen wat de betekenis van een samenstelling is.
     Je kent de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf.
  • Taalverzorging Grammatica
     Je kunt bijwoordelijke bepalingen in een zin vinden.
  • Taalverzorging Formuleren
     Je kunt de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan.
     Je kunt de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen.
  • Taalverzorging Spelling
     Je kunt verkleinwoorden goed spellen.
     Je kunt de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Kritisch lezen
  • Je weet dat informatie in een tekst niet altijd betrouwbaar is.

  • Kritisch lezen:
    - letten op de deskundigheid van de schrijver
    - wat is het doel van de tekst?
    - let op de bron (vb. datum)

  • Als je een tekst kritisch leest, denk je goed na over wat je leest en bedenk je wat je     eigen mening over het onderwerp is.

Slide 3 - Tekstslide

Een tekst is betrouwbaar als...
A
de schrijver ook een eigen standpunt over het onderwerp heeft.
B
de schrijver maar één deskundige aan het woord heeft gelaten.
C
de schrijver het doel van de tekst duidelijk aangeeft.
D
de schrijver belangrijke feiten en bronnen heeft genoemd.

Slide 4 - Quizvraag

Samenstellingen
  • Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden.

  • Het tweede deel van een samenstelling bepaalt de betekenis. 

  • Samenstellingen staan niet altijd in het woordenboek. Je kunt wel de losse woorden   opzoeken. Je kijkt dan in het woordenboek bij het deel van het woord wat je niet kent.

  • Afleiding: woord met een voor- en/of achtervoegsel. Deze kun je niet als los woord   gebruiken. Bijvoorbeeld: verkoopbaar

Slide 5 - Tekstslide

Taalverzorging Grammatica
  • Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen:
     Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe? Van wie?

  • Er kunnen meerdere (of helemaal geen) bijwoordelijke bepalingen in een zin staan.

  • Zo vind je bijwoordelijke bepalingen: 
     - noteer pv (altijd een werkwoord, vraagproef, tijdproef, ev/mv)
     - wat is het onderwerp? (wie/wat? + pv)
     - noteer werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
     - staat er een lijdend voorwerp in de zin? (wie/wat? + gez + o)
     - staat er een meewerkend voorwerp in de zin? (aan wie/voor wie?)
     - meeste zinsdelen die daarna overblijven zijn bijwoordelijke bepaling (check vragen!)

Slide 6 - Tekstslide

In de vakantie gaan we alle Star Wars-films opnieuw bekijken.

Slide 7 - Woordweb

Door de digitale media kunnen we overal berichten versturen.

Slide 8 - Woordweb

Trappen van vergelijking
  • Bijvoeglijke naamwoorden

  • Drie trappen van vergelijking

  • Stellende trap, vb lief, klein, groot

  • Vergrotende trap
     - zet -er achter het woord: liever, kleiner, groter
     - eindigt het woord op r, dan -der: duur/duurder, stoer/stoerder

  • Overtreffende trap
     - zet -st achter het woord: liefst, kleinst, grootst
     - eindigt het woord op -s, dan -t: machteloos/machtelozer/machteloost
     - eindigt het woord op -st of -sch, dan gebruik je het woordje meest: verrast/meest verrast

Slide 9 - Tekstslide

Als of dan?
  • Als
     na stellende trap (even, net zo): Fenne is even oud als Olivia.

  • Dan
     na vergrotende trap (verschil): Lieva is jonger dan Fenne. 

Slide 10 - Tekstslide

In de toekomst zullen elektrische auto's nog populairder zijn ... nu.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quizvraag

Ivar mag ongeveer net zo laat thuiskomen ... Koen.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quizvraag

Taal is leuker ... je denkt!
A
als
B
dan

Slide 13 - Quizvraag

Verkleinwoorden
  • Van zelfstandig naamwoord gemaakt.

  • Meestal door achtervoegsel -je: huis - huisje, stok - stokje

  • Let op: bij woorden op een lange enkele klinker, extra klinker!
     vb: pyjama - pyjamaatje, paraplu - parapluutje

  • Maar ook:
     - stoel/stoeltje
     - ketting/kettinkje (bekijk de uitzonderingen goed, maar vertrouw hier ook op je taalgevoel!)

  • Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang, vb: blad - blaadje

  • Woorden van afkortingen die je als losse letters uitspreekt, schrijf je met een apostrof: sms'je, wc'tje, pdf'je 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Anagram
De woorden taal en laat zijn anagrammen van elkaar.

Wie weet wat een anagram is?

Slide 16 - Tekstslide

Anagram
een woord of zin, gevormd uit de letters van een ander woord of een andere zin maar in een andere volgorde. 

Slide 17 - Tekstslide

krappe

Slide 18 - Woordweb

speelkaart

Slide 19 - Woordweb

blokkade

Slide 20 - Woordweb

De redder viel goed!
Als je van de letters ook groepjes woorden mag maken, wordt het nog leuker!

(Las jij ook het woord doelverdediger? ;-))

Slide 21 - Tekstslide

Auagrammen
Wat als je letters niet alleen op een andere plaats mag zetten, maar ze ook ondersteboven mag zetten?

d wordt dan p
wordt dan u
b wordt dan q

Slide 22 - Tekstslide

Van welke bekende Nederlander is
Matroos Cobra een anagram?

Slide 23 - Woordweb

Aan de slag!
Maak anagrammen van de volgende bekende namen. Probeer geen letters over te houden.

- Jesse Klaver
- Willem-Alexander
- Kraantje Pappie
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Voor de volgende les...
Bedenk zelf een 'auagram'. 

In de klas bespreken we welk 'auagram' het mooist gevonden is!

Slide 25 - Tekstslide