1.2 Gedicht

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 2

• Mobiel in telefoontas
• Ipad, boek en etui op tafel

Luister naar een stukje van het korte verhaal Domino Day

en beantwoord de vraag.

Luistervraag

Wat staat er allemaal in de hal?

Luistervragen - de antwoorden

Een tafeltje, staande kapstok, paraplubak met een hockystick

Vandaag

• Bespreken huiswerk
• Afronden fictie
• Inloggen bij LessonUp
• Instructie gedicht
• Aan de slag

Fictie 1.1

• Bespreken vragen 7 & 8
• Samenvatting fictie leerteksten

Fictie is...

1. Een verzonnen tekst.
2. Een tekst over iets wat echt gebeurd is.

Wat is geen voorbeeld van fictie?

1. Een leesboek.
2. Een stripverhaal
3. Een artikel in een tijdschrift
4. Een songtekst

Een artikel in een krant is?

1. Fictie
2. Non-fictie

Een personage is?

1. Een tekenaar van een verhaal.
2. Een dier in een fabel.
3. Een schrijver van een verhaal.
4. Een persoon in een verhaal.

Noem twee manieren waarop een verhaal spannend kan worden gemaakt.

Waarom geef je een beoordeling van een verhaal?

Geef voorbeelden van beoordelingswoorden

Geef voorbeelden van fictie

Gedichten 1.2

• Korte instructie
• Lezen gedicht tekst 1
• Maken vragen 3 t/m 6
• Opdracht voor morgen

Gedicht 1.2 

Leerdoelen

In deze paragraaf leer je:

• waar je een gedicht aan herkent;

• ga je zelf een gedicht maken;

1.2 Leertekst: Hoe herken je een gedicht?

Een gedicht kun je herkennen zonder dat je het gelezen hebt:

• De regels zijn kort
• Er staat veel wit om de regels.|
   
• Een gedicht vertelt veel met weinig woorden, 
         maar je hebt veel tijd nodig om het te begrijpen. 

1.2 Leertekst: Hoe herken je een gedicht?

Kenmerken die je vaak tegenkomt

• woorden worden herhaald
• bij het laatste woord van versregel moet je niet pauzeren maar doorlezen
• het gedicht is opgebouwd in groepjes regels, strofes.
• woorden aan het eind van de regel rijmen.
• in een gedicht wordt iets op een speciale manier gezegd: een dicht gebruikt beelden.

1.2 Gedicht Kippenpest

• Luister naar het gedicht, en maak de opdrachten 3 t/m4
• Bedenk een dier, persoon, plant, bloem of ding waar je een gedicht over gaat schrijven.