Quiz dialect/straattaal woorden

Quiz dialect/straattaal woorden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Quiz dialect/straattaal woorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent 'bompa'? (Maastricht)
A
bom
B
bomen
C
jammer
D
opa

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'skottelslet'? (Brabant)
A
schoolboek
B
vaatdoek
C
theeschotel
D
stout meisje

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'alloozie'? (Staphorst)
A
alarm
B
hallo
C
horloge
D
jaloezie

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'tikker'? (Den Haag)
A
hamer
B
hart
C
klap
D
wekker

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'spiekerbokse"? (Twents)
A
speakers
B
spiekbriefje
C
spijkerbroek
D
spijkerdoosje

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent 'knieperd' (Drenthe)
A
gierigaard
B
koekje
C
nijptang
D
wasknijper

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het woord dat in hoofdletters staat bij de volgende zinnen?

Slide 8 - Tekstslide

Ik heb BEEF met hem.
A
feest
B
ruzie
C
vlees

Slide 9 - Quizvraag

Ik ga die kapsalon TJAPPEN
A
knippen
B
weggooien
C
meenemen
D
eten

Slide 10 - Quizvraag

Check die matta met z'n dikke PLANGA.
A
bril
B
billen
C
jas
D
schoenen

Slide 11 - Quizvraag

Bro, ben je YUSU? Je maakt me gek!
A
niet goed bij je hoofd
B
gestoord
C
serieus
D
vergeetachtig

Slide 12 - Quizvraag